Israëlische schilder verovert Duitsland

De Israëlische schilder Amos Yaskil exposeert in de Bredase kunsthandel M. Jas. Na een onstuimige start als internationaal geprezen wonderkind, groeide hij uit tot de belangrijkste landschapschilder van Israël. De expositie in Breda is er slechts één in een lange rij.

Michel Didier, 1995

De bestorming van Europa is begonnen. Na vele exposities in de Verenigde Staten, Zuid-Amerika, het Verre Oosten en natuurlijk Israël, begint een zorgvuldig uitgestippelde veroveringstocht op het oude continent, en dan nog wel vanuit Duitsland. In drie jaar tijds organiseerden de Duitsers liefst 32 tentoonstellingen van zijn schilderijen, aquarellen, gouaches en vooral zeefdrukken.
Op de opening van de tentoonstelling in Breda maakt Amos Yaskil geen vermoeide indruk, hoewel hij van de ene opening naar de andere reist. Gisteren was hij nog in Wenen, nu in Breda en vanavond moet hij weer in Koblenz zijn. Hij is onder de indruk van de warme ontvangst in Nederland, onder anderen bereid door burgemeester Ed Nijpels, die in zijn openingswoord vertelde zijn eerste kunstwerk ooit in Tel Aviv te hebben gekocht en regelmatig het land van melk en honing te bezoeken. "In Wenen lopen de mensen te koop met hun rijkdom, ze zijn arrogant en zelfovertuigd. Het kost veel tijd om je je een beetje op je gemak te voelen. Ik heb er veertig jaar over gedaan om überhaupt in Duitsland terecht te komen. In 1974 moest ik er doorheen, op weg van Kopenhagen naar Brussel. Ik wilde niet eens stoppen om te overnachten, maar ik was zo moe dat ik maar een hotel heb opgezocht. De volgende dag nam ik een kijkje in het winkelcentrum daar om eens te oordelen hoe de Duitsers nu waren. Ik vond ze wel deugen, en vanaf dat moment had ik er geen moeite meer mee."
Het levensverhaal van Amos Yaskil, zoals van zovele Israëli's, begint in het Europa van voor zijn geboorte. Zijn vader, een Poolse jood uit een streng gelovig nest, verliet met vijftien jaar het ouderlijk huis en ging naar Duitsland. In die jaren twintig kwam hij terecht in Dresden, waar hij naar de kunstacademie ging. Vervolgens bezocht hij de academie in Leipzig en onmoette hij zijn aanstaande vrouw. In 1933 behoorde Yaskil tot de eersten die nazi-Duitsland moesten ontvluchten, vanwege zijn lidmaatschap van de communistische partij. Zijn vrouw kon als christen achterblijven met hun zoontje, de oudere broer van Amos. In Polen bleek de broer die vader Yaskil wilde opzoeken al naar Palestina te zijn vertrokken, dus reisde hij hem onmiddellijk achterna.
Moeder Yaskil wilde zich een jaar later bij haar echtgenoot voegen, maar kreeg geen inreisvisum van het Engelse bewind in Palestina omdat ze Duitse was. Als Arabieren vermomd waagden moeder en zoon een poging via Libanon Palestina binnen te komen, maar helaas kon het joch zijn mond niet houden; Duitssprekende Arabieren trokken natuurlijk de aandacht van de grenswachten en het tweetal werd onverwijld het land weer uitgebonjourd. Dankzij bemiddeling van Martin Buber en andere vooraanstaande joden werd er uiteindelijk toch voor een visum gezorgd en kon het gezin Yaskil zich in Haifa vestigen. In 1935 werd daar Amos geboren.

Door het kunstenaarschap van zijn vader en de aanraking met andere kunstenaars in het kunstenaarsdorp waar de Yaskils regelmatig verbleven, kreeg de kleine Amos al vroeg goesting in het schilderen. Toen hij tien jaar oud was, begon hij meteen te schilderen in een verbluffend rijpe stijl. Het wonderkind was een sensatie en werd jubelend met Mozart vergeleken. De schrijver Arnold Zweig stak de loftrompet en nam hem een lang vraaggesprek af voor een Engelse krant. Dat was in 1948, temidden van de aanslagen die aan de onafhankelijkheid voorafgingen.
"Ik heb mijn leertijd eigenlijk overgeslagen. Achteraf is dat jammer, want ik ben te vroeg bevestigd in mijn genie. Er was weliswaar geen academie in Israël, maar als mijn vader me in aanraking had gebracht met avantgarde-stijlen als het expressonisme, was mijn ontwikkeling veel sneller gegaan. Toen ik opgroeide had ik er geen zin meer in, ik ging liever uit met vrienden. Drie jaar lang heb ik niet geschilderd. Toen moest ik in dienst, en meteen daarna dook ik de kibboets in. Pas daar heb ik het schilderen weer opgepakt. Later heb ik een jaar lesgegeven; in dat jaar heb ik zoveel geleerd dat ik er spijt van kreeg dat ik als kind niet in de juiste handen ben gekomen. Dan was ik een betere kunstenaar geweest."
In het begin schilderde Yaskil naast landschappen ook wel stillevens, maar vanaf zijn twintigste wijdde hij zich uitsluitend aan het landschap; overwegend het Israëlische (en meer bepaald dat van Galilea, de streek waar hij woont), maar sinds een paar jaar ook dat van verwante landschappen in Zuid-Europa. "Ik voelde me sterk verbonden met het landschap en de verhalen van het land Israël, maar langzamerhand ben ik me steeds meer een mediterraan kunstenaar gaan voelen." De min of meer symbolische lading van het Israëlische landschap heeft plaatsgemaakt voor meer geconstrueerde natuurvormen. "Vlak voor 1967 schilderde ik Jeruzalem, vanachter de muur. Dat fascineerde me toen heel erg. Sindsdien heb ik geen steden meer geschilderd. Er was een tijd dat ik dacht dat het afgelopen was met het landschap in Israël. Alles is zo veranderd: in de afgelopen tien jaar zijn de dorpen uit hun krachten gegroeid. Er is geen enkele ruimte meer tussen het dorp en de rand van het bos, van de olijfbomen. Ik gebruik nog wel oude schetsen en foto's, maar gewoonlijk beperk ik me nu tot een uitsnede van het landschap. In plaats van wijdse panorama's zoom ik in."
Wat betreft het kunstenaarschap houdt Yaskil het midden tussen het romantische type en het eigentijdse zakelijke type. Aan de ene kant moet kunst zichzelf bewijzen en wil hij zijn werk niet commercieel exploiteren: in heel Israël is er maar één galerie die zijn doeken verkoopt. Aan de andere kant reist hij heel Duitsland en nu ook Nederland af om iedereen welwillend te woord te staan, maakt hij van zijn olieverfschilderijen zeefdrukken die makkelijk te verkopen zijn en is hij bezig met een serie met als thema 'Nazareth', in verband met het aanstaande tweeduizendjarig bestaan: per postorder zijn in drie maanden al 250 stuks verkocht. Desondanks besteedt Yaskil maar de helft van zijn tijd aan schilderen. De andere helft vult hij met wetenschappelijk onderzoek voor musea die hij in zijn woonstreek heeft opgezet, tentoonstellingen van archeologische opgravingen en de restauratie van oude nederzettingen. In Europa komt hij de laatste jaren vaak voor onderzoek naar het zestiende-eeuwse schilderij dat hangt in het Druzendorp waar hij vaak vertoeft. Het is een zogenaamde 'Noli me tangere', een afbeelding van de herrezen Christus die zijn wonden toont aan zijn moeder Maria. Schilderde zijn vader ook geen religieuze voorstellingen? "Zoals zoveel joden geloofde mijn vader na de verschrikkingen van de tweede wereldoorlog niet meer in een God die dat allemaal heeft kunnen laten gebeuren. Wel was hij goed bevriend met verschillende rabbijnen. Twintig jaar voor zijn dood ging hij ineens bijbelse voorstellingen schilderen. Hij heeft er meer dan honderd gemaakt."
Ook Yaskils broer is schilder. De hele familie wordt over twee jaar geëerd: in 1997 bestaat de 'Jiddische Gemeinde' in Leipzig honderdvijftig jaar. Ter gelegenheid daarvan wordt er een overzichtstentoonstelling georganiseerd van het werk van zowel vader Yaskil als van zijn beide zoons. Als Amos' moeder dan nog leeft (ze is nu 93), zou ze de triomfantelijke terugkeer meemaken van het gezin in haar geboortestad.

Amos Yaskil - kunstschilder
12 november tot en met 9 december 1995
Kunsthandel M. Jas
St. Annastraat 13
4811 XK Breda

NIW, 1995