Boris Carmi (1914-2002) documenteerde het ontstaan en de opbouw van de staat Israël in foto's die in de eerste plaats de kleine, persoonlijke geschiedenissen van de immigranten vastleggen.
Michel Didier 2004
Israël is op veel foto's vastgelegd, vooral de pioniersjaren rond 1948,
maar geen fotograaf was dichterbij de gebeurtenissen dan Boris Carmi; geen ander
legde de strijd om de nieuwe stat, de hoop, de immigrantenmassa's, de doorgangskampen
en het nieuwe Tel Aviv met zoveel nauwkeurigheid, invoelingsvermogen en sympathie
voor het kleine leven vast als hij. Hij was niet uit op het maken van mooie
foto's, maar had wel een speciaal oog voor vrouwelijk schoon. Op een van zijn
beroemdste foto's, tegelijk een van de bekendste documenten van het strijdbare,
jonge Israël, vormt een fraaie jonge vrouw, in korte broek en met hoofddoek,
het middelpunt van de Palmach-elite-eenheid in het bos van Ben-Sjemen. Onder
aan de foto zit een jonge, lachende soldaat; op zijn blote arm is net nog een
kampnummer te zien, dat in reproducties meestal net van de foto was afgesneden.
Zonder dat detail is het een sterk beeld van de verdediging van de jonge staat
Israël; met dat detail is een allesomvattend document van heden, verleden
en toekomst, samengebald in een foto die paradoxaal genoeg een moment van rust
voorstelt.
Boris Carmi komt als Boris Vinograd ter wereld in Moskou, in 1914. Enkele jaren
na de val van het tsaristisch regime overlijdt zijn moeder als gevolg van een
val van een paard. Als zijn vader in 1929 sterft, verzorgen familieleden reispapieren
voor Warschau, van waaruit hij naar Erfurt kan reizen. Daar gaat de jonge Boris
naar school, maar in 1933 ziet hij de bui al hangen en verhuist hij naar Italië,
waar hij zijn eerste foto's maakt. Aan de Parijse Sorbonne studeert hij etnografie,
voor hij naar Danzig vertrekt om van daaruit naar Palestina te emigreren. In
Danzig zit hij drie jaar vast, maar hij krijgt daar wel zijn eerste professionele
camera, waarmee hij op een fruitschip naar Jaffa vaart, waar hij op verschillende
manieren in zijn levensonderhoud voorziet.
In 1941 meldt Carmi zich als vrijwilliger bij het Engelse leger en wordt hij
ingezet als luchtfotograaf boven Egypte en Italië. In 1946 vestigt hij
zich als zelfstandig fotograaf en neemt hij ook dienst in de Hagana, de ondergrondse
strijdkrachten in Israël. Twee jaar later wordt hij de eerste staffotograaf
in de Israëlische persgeschiedenis en hebraïseert hij zijn naam tot
Carmi, wat eveneens 'wijngaard' betekent. Vanaf dat moment werkt hij voor alle
denkbare tijdschriften en persbureaus en maakt hij reportages over de opbouw
van Israël en met name 'zijn' stad Tel Aviv, over het Israëlische
landschap en over Afrika.
Hoewel Carmi beweerde nooit uit te zijn op esthetisch plezierende foto's, vallen
altijd een uitgewogen, harmonische compositie op en een voorkeur voor sprekende
details. Sommige platen zijn geheel verstoken van mensen en geven toch een indringend
beeld van de hectiek van de oorlog, van de massale immigratie of van het dicht
opeengepakte leven in de doorgangskampen, zoals een foto van een radio met een
karabijn ertegen, een winderig tentenkamp waar een kip uit een pan snoept en,
beroemd geworden, de legerkistjes die een Egyptische soldaat achterliet in de
Sinaï-woestijn in 1956.
Carmi fotografeerde de groten van zijn tijd bij hun bezoeken aan Israël:
Marc Chagall, Leonard Bernstein, Pablo Casals, Konrad Adenauer, Robert Oppenheimer
en Igor Stravinskij; hoog springende danseressen op het strand, de boulevard
en de trappen van tel Aviv; oude vissers in Jaffa; en werklozen in Asjkelon.
Maar zijn sprekendste foto's zijn toch die van de sefardische immigranten die
in de jaren vijftig via doorgangskampen hun weg vonden in de Israëlische
maatschappij, in oude en nieuwe ambachten, in de rij voor voedsel, vioolspelend
tegen een ladder, tric-trac spelend op straat of de was ophangend voor een rijtje
net opgeleverde huizen in een verse voorstad van Tel Aviv.
Het is die sympathie voor het persoonlijke leed, de armoede, de immigratieproblemen,
die in Carmi's werk de strijd om een nieuw bestaan, de strijd om een waardige
plek op de wereld zichtbaar maken. En Carmi zelf? Hij lijkt van Tel Aviv een
Europese stad te willen maken, door nooit midden op de dag te fotograferen,
als de zon onbarmhartig harde schaduwen werpt, maar met het mildere licht van
de ochtend en de avond; opvallend vaak zijn de straten nat, terwijl regen een
zeldzaamheid is in Tel Aviv. Ook deze immigrant is altijd een Europeaan gebleven.
Hij overlijdt in 2002, voor de opening van zijn eerste overzichtstentoonstelling
in Europa.
Alexandra Nocke (ed.): Boris Carmi. Photographs from Israel, München
etc (Prestel), 2004 euro 34,75
NIW, 2004