Kathedralen voor de zevende kunst

De art déco is een toegepaste stijl voor het grote publiek. Zij is grotendeels afgeleid van de moderne architectuur, maar alle stijlen uit het verleden en van alle uithoeken van de wereld vinden er een plaatsje. Die invloeden komen samen in de extravagante bioscopen van de jaren twintig, die geheel naar de smaak van het publiek werden ontworpen.

Michel Didier 1994

Meer dan enig ander soort gebouw werden bioscopen door het publiek geassocieerd met de art déco-stijl. Het waren de droompaleizen waar de dagelijkse beslommeringen een avond lang ontvlucht konden worden. De exploitanten deden er dan ook alles aan om aan de verwachtingen van het publiek tegemoet te komen. Alles kon en geen kosten werden gespaard om exotische,
historische of toekomstdromen te realiseren.
Net als de Texaco-benzinestations hadden de Odeon-bioscopen in Engeland een makkelijk herkenbare huisstijl gemeen, hoewel ze wat vormgeving betreft niet identiek waren. Glanzend wit gestuukte
gevels, een gestroomlijnde stapeling van kubische massa's en naar oceaanstomers verwijzende details (ronde vensters, relingen) maakten de talloze Odeons tot bakens van de moderne tijd die scherp contrasteerden met de traditionele theaters.
Meer in overeenstemming met de traditionele theaterarchitectuur waren de exuberant vormgegeven filmpaleizen die het publiek net zo overdonderden als destijds de barokkerken. Hét Nederlandse
voorbeeld is het Tuschinski-Theater in Amsterdam, waarmee Abraham Tuschinski de bioscoop een eigen waardigheid wilde geven. Van 1918 tot 1921 is eraan gewerkt door een klein leger
ornamentwerkers en ontwerpers. De gevel, van architect Heyman Louis de Jong, is bekleed met geglazuurde reliëftegels van Chr. Bartels, met dito bouwsculptuur (onder andere olifanten) van
Barend Jordens.
In het interieur zijn architectuur, siersmeedwerk, glas- en wandschilderkunst, meubels, tapijten en lampen op elkaar afgestemd en vormen ze een overweldigend geheel van kleur, licht en vorm. De lobby met het pauwmotief en het oorspronkelijke tapijt zijn ontworpen door Jaap Gidding, die met Chris Lebeau ook verantwoordelijk was voor het decoratieve schilderwerk. Bartels ontwierp de vele meubelen, terwijl Pieter den Besten het glas-in-lood, het houtsnijwerk en de overige tapijten in het enorme gebouw voor zijn rekening nam. Hij ontwierp ook de Chinese en Japanse zaaltjes naast de hoofdtrap.
Voor Nederlandse begrippen is Tuschinski een unicum in zijn wat platvloerse exuberantie en willekeurig exotisme. In Amerika gingen bioscoopexploitanten nog veel verder en haalden ze al het
denkbare uit de verre en vreemde kast. De beroemdste van hen was de zoon van een Duits-joodse immigrant, Samuel Rothapfel, beter bekend onder zijn bijnaam 'Roxy'. In New York leidde hij de
Strand, Capitol en Rivoli theaters, elk weer groter en grandiozer dan het vorige. Bij het eerste lustrum van het Capitol meldde een krant dat er 26 miljoen bezoekers waren geweest sinds de opening,
eenvijfde van de totale bevolking van Amerika. In 1926 opende een nog grotere bioscoop zijn deuren - de Roxy, een spelonkachtige, vergulde kathedraal gewijd aan kitsch, dromen en de film zelf. In Chicago hadden de gebroeders Balaban (zoons van een Russisch-joodse kruidenier) een keten vergelijkbare tempels, met welluidende namen als Tivoli, Riviera, Granada en Valencia, en bij de namen passende decoratieschema's.
De kleine, flamboyante Sid Grauman leidde in Francisco al de imposante Empress en Imperial theaters, maar in Los Angeles gingen alle remmen los met het Million Dollar Theatre, het Metropolitan (met 3600 zitplaatsen), het Egyptian en tenslotte het Chinese theater. 'Grauman's Chinese Theatre' is een monument voor de Amerikaanse cinema geworden, vooral dankzij Graumans idee om de sterren hun hand- en voetafdruk in het natte cement voor het theater te laten zetten. Ook was hij de bedenker van de gala-première, wanneer de sterren uit glanzende limousines stappen met zwenkende zoeklichten tegen de avondlijke sterrenhemel.
Na alle Griekse, Egyptische, Babylonische en Chinese stijlen werd tenslotte van de kunst der Azteken en Maya's een decoratieve bouwstijl gemaakt. In het 'Tuschinski Nieuws' van mei 1927 werd
misprijzend gewag gemaakt van het nieuwe Aztec Theatre in San Antonio: "Excessen op het gebied van bioscooptheaterbouw in Amerika. Zelfs de cultuur der Azteken moet eraan te pas komen, teneinde weer iets te creëeren dat anders moet zijn dan het andere! Een dergelijke omgeving lijkt alleen dan op haar plaats, bij het vertoonen van griezelfilms."
Die griezelfilm kwam in december 1932, toen Roxy zijn allergrootste, maar ook allerlaatste project opende, de Radio City Music Hall in New York. De opening, met 375 musici, danseressen en toneelspelers, was een regelrechte ramp. Het publiek pikte het niet langer naar een overladen programma van vier uur te moeten kijken, waar de film nog maar een ondergeschikt deeltje van uitmaakte. Het wilde zich verliezen in film en niet meer in extravagant decor. 'Roxy' stierf op tweeënvijftigjarige leeftijd. De New York Times schreef: "Hij had nooit genoeg, zelfs al had hij te veel."

Origine 6, 1994