De vloek van de farao: Toet en de Nijlstijl

In de jaren twintig en dertig putten ontwerpers inspiratie uit de meest uiteenlopende exotische culturen. Naast de 'art nègre', de Maya- en Aztekencultuur, Polynesië en Sumatra was dat voor alles de Egyptische beschaving van de farao's. De directe aanleiding voor de Egypte-rage was de spectaculairste archeologische vondst van de eeuw: de ontdekking van het graf van Toet-Anch-Amon in 1922.

Michel Didier 1994

Op 4 november 1922 legde de archeoloog Howard Carter de deur naar het graf bloot waar hij vijftien jaar naar gezocht had. Met zijn geldschieter Lord Carnarvon betrad hij voor het oog van vele getuigen en camera's de in vergelijking met andere koningsgraven nauwelijks geplunderde schatkamer van Toet-Anch-Amon. De meest onbenullige farao van het oude Egypte, die nog voor zijn zeventiende overleed, werd in één klap de beroemdste Egyptenaar van de twintigste eeuw. Onderzoek in de jaren tachtig heeft uitgewezen dat Carter en Carnarvon het graf al eerder hadden betreden en daarna weer zorgvuldig verzegeld, maar wat ze aan kleingoed in hun zakken hebben meegenomen is nooit achterhaald. In ieder geval stierf Carnarvon drie weken na de officiÀ-_Àle betreding aan een muggenbeet, hetgeen 'de vloek van de farao' een onverwoestbaar thema maakte, van een serie Hollywood-mummiefilms tot Kuifjes avontuur De sigaren van de farao uit 1932.

Het nieuws van de spectaculaire ontdekking ging als een lopend vuurtje de hele wereld rond. Alle werkzaamheden rond de opgravingen werden sensationeel in de publiciteit gebracht, van elke fase werden er foto's gemaakt en in kranten rond de wereld gepubliceerd. De Egypte-rage die daardoor ontstond, infecteerde alle facetten van de mondaine wereld van de jaren twintig, het jazz-tijdperk.
In 1924 bracht de Parijse Folies Bergère een weinig verhullend spektakel, genaamd 'Legenden van de Nijl', waarin struisveren gebruikt werden zoals ze nog nooit gebruikt waren. Modebewuste dames droegen Cleopatra-oorbellen en een hoofdband en hielden, om het helemaal af te maken, een luipaard aan een dunne ketting. Bichara produceerde obeliskvormige, kristallen parfumflesjes met ingeëtste hiërogliefen in een eveneens obeliskvormig kartonnen doosje. Pierre Cartier vertaalde de lotus en de scarabee in karakteristieke art déco-vormen, symmetrisch en geometrisch in opzichtige kleuren blauw en groen.
In Engeland werden meubels vervaardigd van gedreven, gekleurd leer, voorzien van gevleugelde schijven, gezichten en profil en natuurlijk hiërogliefen. Ontwerpers als Pierre Legrain maakten 'Egyptische' stoelen en de vloek van Toet drong ook door in de ontwerpen van Eileen Gray, bijvoorbeeld in de lotustafel die ze maakte voor de couturier Jacques Doucet in 1924. Carter begreep er allemaal niets van. Verontwaardigd wees hij een verzoek van een New-Yorks modehuis van de hand om voor een kwart miljoen dollar exclusief de naam Toet-Anch-Amon te mogen gebruiken. Aan de andere kant van de wereld werd de dode Lenin op Egyptische wijze gebalsemd en gemummificeerd.

De nieuwe stijl was niet een exclusief voorrecht van de welgestelden: in goedkope materialen als bakeliet en plastic werd een eindeloze reeks egyptiserende gebruiksvoorwerpen vervaardigd. Ook de emaille kunstvoorwerpen die in de jaren twintig vanuit Japan Europa en Amerika overspoelden, waren met Egyptische motieven als lotus en scarabee versierd. Mijlpalen van gekte waren de mummiezeep (in een sarcofaagje) en Amerikaanse citroenen van het merk King Tut. De jazz-babies dansten de Toet-foxtrot.
De 'Nijl-stijl' deed het vooral goed in de paleizen van het massa-amusement: in een hagelwitte tempel schuifelde het naar glinsterende praal hunkerende publiek onder de in neon oplichtende naam 'Luxor' door naar de met papyrus- en palmbladlampen verlichte zaal om daar Claudette Colbert als Cleopatra zien, of Boris Karloff als The Mummy. Het absolute toppunt in populistische smakeloosheid was Grauman's Egyptian Theatre in Hollywood, dat uitpuilde van de lotus-, palm, papyrus- en cobramotieven en de onvermijdelijke hiërogliefen.
Winkels en warenhuizen sprongen handig in op de Toetmode en voorzagen hun puien van de getrapte vorm, de 'ziggurat', die zowel ontleend is aan de piramide van Sakkara als aan de Mexicaanse pyramiden. Een hoogtepunt van egyptiserende art déco is de foyer van het Chrysler-Building in New York, die geheel is overdekt met abstracte, tweedimensionale piramide- en lotusmotieven in de meest kostbare materialen.
Met of zonder cobrafriezen en palmzuilen, veelal in oker en goud beschilderd, speelde de middenstand in op de onlesbare dorst naar de woestijncultuur. Verreweg het meeste wat aan de openbare weg stond is inmiddels aangepast aan de veranderde mode, en hoewel Egypte enkele keren weer helemaal terug is geweest dankzij de reizende Toet-tentoonstelling in de jaren zeventig en tachtig, heeft dat niet geleid tot een toename van piramiden en obelisken in Regent Street, de Rue de Rivoli of zelfs maar de Kalverstraat.

Origine 1, 1994