Art nouveau in Helsinki

Rond 1900 beleeft de Finse hoofdstad Helsinki een fenomenale bloei. De burgertrots uit zich in een tegen de Russische overheersers gekeerde nationalistische nieuwe kunst. Zowel het straatbeeld als de literatuur, muziek, beeldende en toegepaste kunst zijn sterk door deze nationale romantiek bepaald.

Michel Didier 2004

Na eeuwenlang deel te hebben uitgemaakt van het Zweedse koninkrijk, wordt Finland in 1808 ingelijfd bij het Russische rijk, met het plaatsje Helsinki als nieuwe, dichtbijgelegen hoofdstad. Aanvankelijk geniet het land als autonoom grootvorstendom een zekere zelfstandigheid, maar gaandeweg proberen de Russen een steeds sterker stempel op land en volk te drukken en ontluikende nationale sentimenten in de kiem te smoren. Die 'russificatie' kan het tij niet keren; eind negentiende eeuw beleeft Helsinki door de snel toenemende industrialisatie een ongekende groei. De burgerij die van de nieuwe rijkdom profiteert, tracht zichzelf als 'natie' te profileren door zich af te zetten tegen het Russische bestuur en te zoeken naar typisch Finse culturele vormen.
Wat is Fins? Schrijvers, dichters, kunstenaars, architecten en componisten zoeken een nieuwe stijl voor nieuwe vormen, niet zomaar iets nieuws, maar iets 'Fins nieuws'. Zoals in heel Europa in die tijd gebruikelijk, graven ze in zowel het 'nationale' verleden als in de folklore van het platteland. De arts Elias Lönnrot heeft al vroeg in de eeuw uitgebreid over het platteland gereisd, met name in de provincie Karelië, om volksverhalen en volksliederen op te tekenen, zoals de gebroeders Grimm dat in Duitsland doen. Hij gelooft dat alle gedichten die hij hoort deel uitmaken van een enkel groot, episch dichtwerk, de Kalevala. In 1835-36 brengt hij 32 gedichten bijeen, zorgvuldig geredigeerd en aan elkaar geschreven, zodat ze een doorlopend epos vormen. Lönnrot blijft verzamelen, totdat hij in 1849 een bundel van vijftig gedichten uitgeeft, die nu de lijvige standaardtekst is van de Kalevala.

Speelse meerminnen
De Kalevala, wat 'land van Kaleva' betekent, groeit in de tweede helft van de negentiende eeuw uit tot het nationale epos van Finland en de bron van het nationalisme. Vrijwel alle kunstenaars en schrijvers hebben zich laten inspireren door de sagen van norse priesters, kortaangebonden helden, kwijnende barden en speelse meerminnen. Er wordt wel gesteld dat het nationalisme dat dit epos oproept heeft geleid tot de Finse onafhankelijkheid in 1917. In elk geval inspireert het beroemde Finse kunstenaars als de componist Jean Sibelius (1865-1957) en de schilder Akseli Gallén-Kallela (1856-1931). Beiden hebben jaren in Parijs gewoond en beiden bereizen uit patriottische nieuwsgierigheid Karelië, de arme provincie die in 1945 deels door Stalin wordt geannexeerd.
De combinatie van de internationaal georiënteerde moderne grote stadscultuur en het folklorerijke platteland resulteert bij hun, maar ook bij tal van kunstenaars en architecten die in hun voetspoor volgen, in 'Fins nieuwe' vormen, gegrondvest op de internationale art nouveau en overtrokken met regionale materialen en decoratievormen.
Axel Gallén probeert in 1891, als hij zijn naam nog niet heeft verfinst tot Akseli Gallén-Kallela, terwijl hij in Parijs woont voor het eerst tot een nationale stijl te komen met het kolossale drieluik De Aino-mythe (Aino-taru). In drie voorstellingen vertelt het schilderij het populairste gedicht uit de Kalevala: hoe de oude bard Väinämöinen, een sjamanistische held die aan de schepping van de wereld heeft deelgenomen, het meisje Aino het hof maakt, maar zij zich liever verdrinkt en zich bij de meerminnen voegt, wilde wieven die frank en vrij rond spartelen in de duizend meren die Finland rijk is. De drie doeken zijn gevat in een vergulde lijst, door Gallén voorzien van abstracte motieven, ontleend aan de stoere versieringen van Karelische boerenhoeven.
In de jaren daarna zoekt Gallén het 'Fins nieuwe' niet meer in een realistische schilderstijl, maar in een door de Japanse prentkunst beïnvloede, vlakdecoratieve stijl die overal in Europa wordt gehanteerd, met zware omtreklijnen, heldere kleurvlakken en zonder schaduw en modellé. Internationaal beroemd wordt hij met de muurschilderingen in het spectaculaire Finse paviljoen op de Wereldtentoonstelling in Parijs van 1900, dat uit alle kieren en gaten het streven naar onafhankelijkheid ademt.
Gallén herhaalt zijn wandschilderingen, natuurlijk illustraties van de Kalevala, in de entreehal van het Nationaal Museum (Kansallismuseo), dat tussen 1902 en 1912 wordt ontworpen en gebouwd door het architectenbureau van Herman Gesellius (1874-1916), Armas Lindgren (1874-1929) en Eliel Saarinen (1873-1950). De nationale Finse stijl wordt deels ontwikkeld door bureau GLS, met Saarinen als drijvende kracht. Voor hun eigen kantoor annex woonhuis in het plaatsje Hvitträsk creëren ze een burchtachtige hoeve, die een tot in de kleinste details doorgevoerd totaalkunstwerk is in de geest van de art nouveau. Hvitträsk is een monument van het 'Karelisme', de nationaal romantische stijl die moderne gebouwen overgiet met een plattelandssausje. Andere voorbeelden van zulke totaalkunstwerkjes zijn de atelierwoning die Akseli Gallén-Kallela voor zichzelf ontwerpt in Tarvaspää, vlak buiten Helsinki, en Ainola (naar het meisje Aino natuurlijk), het landgoed dat Lars Sonck (1870-1956) in Järvenpää bouwt voor Jean Sibelius als die terugkeert uit Parijs. Vele Finnen uit de grote stad proberen dichter bij de (nationale) natuur te komen door een huis in de 'wildernis' te betrekken.

Kikkers en uilen
Zowel Lars Sonck als GLS en de bijzonder getalenteerde Selim A. Lindqvist (1867-1939) bouwen talloze appartementengebouwen in het rap expanderende Helsinki, met name in de wijken Katajanokka, Punavuori en Ullanlinna. Bij voorkeur gebruiken ze 'nationale' materialen zoals natuursteen - de meeste ingangsportalen zijn van ruwe blokken graniet, tot zware poorten bijeengestapeld - en hout, terwijl gevelversieringen doorgaans van stuc zijn, uit het internationale repertoire van mascarons, klein gedierte als kikkers en uilen en grotesken, maar ook abstract geometrische motieven van folkloristische herkomst.
Anders dan in steden als Riga worden in Helsinki niet alleen appartementengebouwen, maar ook openbare gebouwen in art nouveau-stijl ontworpen. Zowel het Nationaal Museum als het Nationaal Theater zijn uitbundig versierd met beren en uilen tussen het graniet; het Centraal Station (Rautatieasema) is het beroemdste en meest monumentale voorbeeld van Finse art nouveau. De golvende gevel is geheel bekleed met rood graniet, terwijl de hoofdingang wordt geflankeerd door vier kolossale, uit de muren oprijzende lamphouders in de vorm van nurkse mannenfiguren van de hand van beeldhouwer Emil Wikström. Het interieur van dit 'patriottisch museum', na gedeeltelijke verwoesting in 1944 geheel in oorspronkelijke staat teruggebracht, is overdadig met reliëftegels en houtsnijwerk in goeddeels abstracte motieven gedecoreerd.

Karelische hakenkruisen
Het station is geheel en al de schepping van Eliel Saarinen, die zich schaart in de rijen van art nouveau-ensembliers als Victor Horta, Hector Guimard, Charles Rennie Mackintosh, Josef Hoffmann en Otto Wagner. Net zoals deze vakgenoten werpt Saarinen zich op het ontwerpen van meubels, behang en keramiek. Voor de befaamde Finse fabriek Arabia maakt hij decoratieontwerpen, die met de hand worden geschilderd. De abstract geometrische motieven, inclusief hakenkruisen, zijn van Karelische oorsprong.
Ook Akseli Gallén-Kallela ontwerpt voor Arabia. Al in zijn Parijse tijd toont hij grote belangstelling voor toegepaste kunst. Op het doek Masquée (1888) geeft hij gedetailleerd een ryijy weer, een traditioneel Fins wandtapijt. In navolging van vele schilders in Parijs, Wenen en andere steden klimt hij van zijn ivoren toren om kunst in het dagelijks leven te integreren. Hij vervaardigt houtsnijwerk voor zijn eigen huis en meubel- en textielontwerpen voor de Iris-ateliers.
De beeldhouwer Ville Vallgren maakt bevallige, decoratieve bronssculpturen voor op het dressoir, in de geest van de Parijse beeldhouwateliers, en zijn vrouw Antoinette, van huis uit schilderes, stort zich op de traditionele leerbewerking. De Engelse schilder Alfred William Finch (1854-1930) leidt een keramiekfabriek en een afdeling van de Polytechnische School (de Technische Universiteit) in Helsinki. De kunstenaar Louis Sparre (1863-1964) ontwerpt meubels en vele andere voorwerpen en de ontwerper Eric O.W. Ehrström (1881-1934) wordt vooral bekend als sieradenkunstenaar.
Omdat er geen nationale Finse stijl bestaat, wordt die uitgevonden. Onder het kenmerkende art nouveau-motto 'kunst is leven' geven kunstenaars en architecten de leefomgeving een 'Finse' vorm. Gallén-Kallela ontwerpt Finse kleding voor zichzelf en zijn familie en is daarmee niet de enige.

Zwanenhalsstijl
De Finse nationale romantiek (Kansallisromantikka), ook wel zwanenhalsstijl genaamd, richt zich bij het onafhankelijkheidsstreven op een verbinding van kunst en natuur, waarbij boerenbevolking en plattelandstradities veelal voor 'natuur' staan. Behalve in de grootstedelijke centra Parijs, Brussel en München manifesteert de art nouveau zich in Europa altijd in steden in landen die naar onafhankelijkheid streven, met een zich snel emanciperende burgerij die een beroep doet op nationale sentimenten, zoals Barcelona, Riga, Boedapest, Praag en in wat afwijkende mate Nancy en Glasgow. Rond 1900 overschrijdt het inwonertal van Helsinki de honderdduizend; om in de behoefte aan woningen te voorzien zijn niet minder dan 150 architecten werkzaam, de meesten in het Duitse art nouveau-idioom van Peter Behrens en Josef Maria Olbrich. Velen van hen houden zich eveneens bezig met meubels en andere toegepaste kunst.
Waar elders in Europa achter de art nouveau-gevels moderne inrichtingen schuilgaan, zijn in Helsinki nog vele originele interieurs te vinden. Een van de hoogtepunten is het Lord Hotel, tussen 1900 en 1903 gebouwd door Walter Thomén en Karl Lindahl als clubhuis van de studentenvereniging van de Technische Universiteit. De gevel is geheel bekleed met grauw graniet, tot de middeleeuwsige torentjes toe. Voor de halfronde portiek staat een smeedijzeren lantaarn in eenvoudige vormen. Het plafond van de entreehal rust op uit opeengestapelde blokken graniet en is beschilderd met Karelische motieven. In het trappenhuis duiken kleine grotesken en diertjes op uit de houten balusters. De reusachtige feestzaal, compleet met toneel en entresol, is een feest van houtsnijwerk en koperbeslag; hier konden de studentjes zich oer-Finnen voelen en zich wentelen in hun traditie- en sagenrijke boerenafkomst.
Met de door de bolsjewieken erkende onafhankelijkheid in 1917 komt ook een einde aan de Nationale Romantiek in Finland. Er moet nu een moderne, twintigste-eeuwse samenleving worden opgebouwd. De eenvoudige, abstract geometrische vormen zetten zich echter voort in het befaamde Finse design van de jaren dertig tot en met zestig.

Origine 4, 2004