Juichende gevels in Riga

De hoofdstad van Letland is bijzonder rijk aan gevels van rond 1900, die in rap tempo worden gerenoveerd voor de art nouveau-hongerige toerist. In Riga, het 'Parijs van het Oosten', is het vooral stucwerk wat de klok slaat, in een internationale stijl.

Michel Didier 2005

De Letse hoofdstad Riga wordt in 1201 gesticht, een halve eeuw voor Amsterdam. Na enkele eeuwen overheersing door deze en gene, onder andere de Teutoonse (later Johannieter-) ridderorde en de Pools-Litouwse Unie, valt de stad in 1621 aan de Zweden en minder dan een eeuw later, in 1710, aan de Russen, die er tot 1918 zullen blijven.
In 1812 worden de houten buitenwijken van Riga uit voorzorg in brand gestoken uit angst voor een Franse belegering, maar Napoleon neemt een andere route naar Moskou. Inmiddels is de stad een welvarende handelsmetropool geworden, want de Russen laten het bestuur en de economie over aan de Baltische Duitsers, die van Riga de belangrijkste overslagplaats maken tussen Sint-Petersburg en West-Europa, vooral Engeland. Gedurende de negentiende eeuw vestigen zich vele buitenlanders in de stad, vormt zich een sterke joodse gemeenschap en zorgt ook de vestiging van zware industrie en spoorwegen voor exponentiële toename van welvaart en bevolking: in 1860 telt de stad 100.000 inwoners, veertig jaar later zijn dat er 250.000. Na Moskou en Sint-Petersburg is Riga de grootste stad in het Russische rijk.
De stad kan flink uitbreiden als in 1857, kort na de Krimoorlog, de stadsmuren worden neergehaald. Evenals in Wenen in die tijd - op veel grotere schaal - gebeurt, worden boulevards aangelegd op de geslechte wallen en daaraan verrijzen appartementsgebouwen voor de bourgeoisie, banken, warenhuizen en openbare gebouwen als ministeries, theaters en academies. Waar openbare gebouwen om redenen van prestige in Europa en Amerika doorgaans een beproefde stijl uit het verleden meekrijgen, daar worden de 'nieuwe' gebouwtypen van de bourgeoisie bij voorkeur in een moderne, nog niet eerder vertoonde stijl gebouwd of gedecoreerd. Zo zijn in Riga de theaters, de musea en de overheidsgebouwen in klassieke stijl, banken en academies in gotische stijl en warenhuizen en appartementsgebouwen in art nouveau.

Nationale sentimenten
Behalve in de grootstedelijke centra Parijs, Brussel en München manifesteert de art nouveau zich in Europa altijd in steden in landen die naar onafhankelijkheid streven, met een zich snel emanciperende burgerij die een beroep doet op nationale sentimenten, zoals Barcelona, Helsinki, Boedapest, Praag en in wat afwijkende mate Nancy en Glasgow.
Riga maakt een vergelijkbare ontwikkeling door. Het Lets wordt ontwikkeld door dichters en historici tot drager van de nationale eenheid en het onafhankelijkheidsstreven, hoewel de Russische overheid het gebruik ontmoedigt: toneelopvoeringen in het Lets zijn verboden; alleen Duits en Russisch zijn toegestaan. Voor een moderne stijl die de dynamiek, het nationale sentimenten en het streven naar autonomie reflecteert, kijken de Letten zowel naar de nationale romantiek van de Finnen als naar het internationale modernisme van Parijs.
De zelfbewuste burgerij van vooral Duitse afkomst vestigt zich zowel in de oude stad als in de wijken direct achter de boulevards. Daar ontstaan de straatwanden met de uitzinnige decoraties die in het afgelopen decennium in hoog tempo zijn gerenoveerd en die massa's toeristen trekken. Het merendeel is in een stijl die eigenlijk eerder aansluit op de eclectische neo-van-alles-wat-stijl van de Belle Epoque dan op de Brusselse art nouveau. In Riga geen stalen balken in de gevel, geen planten die zich van de benedenverdieping tot de dakrand uitstrekken en geen deurklinken en brievenbussen in de dezelfde stijl. Dat komt doordat de appartementsgebouwen in Riga zijn ontworpen door architectenbureaus en uitgevoerd door professionele ploegen van schilders, beeldhouwers, glaswerkers en vooral stucwerkers, die zich eerder uitleven in overdonderend barokke voorgevels dan in het doorontwerpen van binnen- en buitenkant.
De wijk met de hoogste gerestaureerde art nouveau-dichtheid is die rond de Elizabethsstraat (Elizabetes Iela), vlak achter de ringboulevard. De exuberantste gevels zijn ontworpen door de architect Michaïl Eisenstein, vader van de befaamde filmregisseur Sergei. Voor de Eerste Wereldoorlog verhuizen de Eisensteintjes naar Sint-Petersburg, waar Sergei in 1924 de Sovjet-Unie verrast met zijn eerste, revolutionaire film. In en rond de Elizabetes Iela levert Michaïl zijn opvallendste werk af tussen 1900 en 1910. Hij is een populair architect bij projectontwikkelaars en hun klandizie, de modern angehauchte bourgeoisie die behoefte heeft aan weelderige luxe in een eigentijds, internationaal ('Parijs') jasje. In de Strelnieku Iela en vooral de Alberta Iela ontwerpt Eisenstein rond 1905 een reeks luxe ogende, opulent gedecoreerde appartementsgebouwen, veelal schouder aan schouder, maar met zoveel mogelijk verschillende elementen en motieven. Vrouwenhoofden doen het overal goed en nachtdieren als uilen en vleermuizen ook, omkranst door bloemenslingers en plantaardige vormen uit het internationale repertoire, dat varieert van renaissance tot rococo, met hier en daar een modern, blokvormig ornament. Alles uitgevoerd in hagelwit stuc, tegen een in aangename pasteltinten gesausde, gestuukte gevelwand, tussen erkers, balkons en vlaggenstokhouders.

'Parijse' variant
De voornaamste beoefenaars van de 'Parijse' variant van de art nouveau in Riga zijn, behalve Eisenstein, Konstantins Pekšens en het zeer productieve bureau van Heinrich Scheel en Friedrich Scheffel, terwijl het stucwerk van firma's als Otto & Wassil vandaan komt of uit de grote werkplaats van de beeldhouwer August Volz. Pekšens werkt af en toe ook, als de opdrachtgever daarom vraagt, in een meer nationale stijl. Er bestaat geen duidelijke opvatting van een nationale stijl die toepasbaar is op moderne gebouwen - de traditionele Baltische houtarchitectuur leent zich niet voor appartementsgebouwen -, dus gluren de Letten steels over de schutting naar de Finnen, die inmiddels iets hebben ontwikkeld wat zowel modern als nationaal genoemd kan worden.
Finland maakt ook deel uit van het tsarenrijk en Helsinki is eveneens uitgegroeid tot welvarende handelsstad met een expanderende, nationaal bewuste middenklasse. De combinatie van de internationaal georiënteerde moderne grote stadscultuur en het folklorerijke platteland resulteert bij tal van kunstenaars en architecten in 'Fins nieuwe' vormen, in 'nationale' materialen zoals natuursteen - de meeste ingangsportalen zijn van ruwe blokken graniet, tot zware poorten bijeengestapeld - en hout, terwijl gevelversieringen doorgaans van stuc zijn, uit het internationale repertoire van mascarons, klein gedierte als kikkers en uilen en grotesken, maar ook abstract geometrische motieven van folkloristische herkomst.
Pekšens en vooral Eižens Laube proberen een Letse art nouveau te ontwikkelen als variant van de Finse, zij het zonder gebruik van hout, maar wel met graniet, met zware ingangspartijen en op folkloristische vormen en motieven gebaseerde decoraties. Aan de Alberta Iela, tussen de juichende gevels van Eisenstein, springt een in sobere grijstinten gesausd gebouw van Laube eruit als een twintigste-eeuws rustpuntje in veel negentiende-eeuws kabaal. Ronde vormen, een interessant gelede gevel, een driehoekig gevelveld met abstracte decoraties die duidelijk wortels hebben op het Letse platteland.
Op de hoek van de Alberta en de Strelnieku Iela bouwt Konstantins Pekšens een imposant huis voor zichzelf. De bovenste verdieping verhuurt hij als woning en atelier aan zijn goede vriend, de schilder Janis Rozentals. Rozentals (1866-1916) komt uit een eenvoudige familie - zijn vader is smid -, maar hij weet zonder vooropleiding aan te kunstacademie van Sint-Petersburg te komen en zich te ontwikkelen tot de voornaamste art nouveau-kunstenaar van Letland. De grafisch vereenvoudigde, op Japanse prenten geïnspireerde stijl die in Finland maar ook in Rusland en in West- en Midden-Europa algemeen ingang vindt, stelt Rozentals ten dienste van de nationale idee, zowel door middel van prenten als van geveldecoraties en wandschilderingen. Wat nog altijd goed te zien is in Riga zijn zijn drie mozaïeken aan de voorgevel van het gebouw van de Letse Associatie, een vereniging vooruitstrevende, jonge nationalisten. Het strak vormgegeven, wit gestuukte gebouw is ontworpen door Ernests Pole en Eižens Laube. Rozentals ontwierp drie voorstellingen die zowel aan de Letse geschiedenis refereren als het plattelandsleven verheerlijken (van de onbedorven, origineel Letse boerenbevolking). Ook de symbolistische retoriek die zoveel art nouveau-voorstellingen zwaar op de hand maken, ontbreekt hier niet: naakte mannen en vrouwen laven zich aan een bron, de levensbron natuurlijk, en worden wils- en veerkrachtige jonge Letten.
Rozentals richt zijn woning en atelier in met door hemzelf ontworpen meubels, die nog grotendeels op hun plek staan. Enkele stuks komen uit Finland, daar de schilder met zijn Finse vrouw in 1914 naar Helsinki verhuist. Na zijn dood leven zijn kinderen en hun familie in het appartement, dat ze in de sovjettijd moeten delen met een heleboel anderen. De laatste kleindochter overlijdt in 2001. Dan is het huis inmiddels een museum geworden (in 1973 al), maar pas bij de laatste renovatie worden de tientallen lagen behang eraf gepulkt en komen wandschilderingen van Rozentals tevoorschijn: blauwe plantenstengels die harmoniëren met het lampetstel dat hij heeft ontworpen.

Zonnemotief
Van de oude binnenstad van Riga is tachtig procent in art nouveau-stijl gebouwd, zo wil het Lets verkeersbureau. Laten we zeggen dat tachtig procent tussen 1880 en 1914 is gebouwd, in een veelheid aan stijlen die internationaal gebruikelijk zijn. Typisch art nouveau zijn de kantoor- en appartementgebouwen aan de Smilsu Iela en omringende straten, waar de vele stucdecoraties vaak natuurvormen hebben, naast de onvermijdelijke vrouwenhoofden, die zowel decoratief als symbolisch zijn gebruikt. Zo komt het zonnemotief opvallend veel voor, wat wijst op de dageraad van de nieuwe eeuw en tevens op een burgerlijk zelfvertrouwen en vertrouwen in de toekomst dat voor de Letten helemaal nieuw was. Dat resulteert in 1918 in de onafhankelijkheid van Letland, die Riga voor het eerst in de achthonderdjarige geschiedenis tot hoofdstad van een onafhankelijke staat maakt. De economische bloei die daarop volgt, maakt van Riga het 'Parijs van het Oosten', hoewel het land in de jaren dertig een semi-fascistische dictatuur van eigen bodem kent. De Russen maken in juni 1940 een abrupt einde aan deze bloei. De paleizen van de bourgeoisie raken in verval en pas na de tweede onafhankelijkheid, in 1991, wordt de wereld in kennis gesteld van het art nouveau-erfgoed en komt een massieve renovatie op gang die nog lang niet afgelopen is. Er zijn nog heel wat panden, straten en wijken te gaan - hoewel de benaming 'hoofdstad van de art nouveau' te hoog is gegrepen.


Origine 2, 2005