'News is wanted overseas', is nog juist te lezen in de krant die het jonge stel
omhoog houdt om ruggelings in het gras liggend te kunne lezen. Ongetwijfeld een
jong stel, anders zouden ze zich niet achter een rij heesters afzonderen van de
massa Londenaren die 's zondags de lommer van Surrey opzoeken. Het stelletje ligt
helemaal onder in beeld en wij kijken op hun hoofden, er overheen, in de richting
die hun benen aangeven de diepte in, over de heg naar beneden, waar een golvende
zee van ongetwijfeld sappig groen gras lichtjes diagonaal het beeld linksboven
uitkabbelt. Het is april 1939, hier in Tupwood Viewpoint, en aan de andere kant
van de grote plas hebben ze nieuws nodig. Een vriendelijke diagonaal vermag de
vredige rust van drie, vier horizontale banen grijs niet verstoren.
Als een pragmatische bijstelling van de wilde, dynamische diagonalen in de bruisende
sovjetfotografie, verschijnt daar weer die licht dalende lijn, nu zachtjes sjorrend
aan een planken vloer. Het is 1936 en we zijn in het theater van Covent Garden,
waar societyfotograaf Cecil Beaton naast de balletdanseres Rjaboesjinska wacht
op de door hem ontworpen kostuums, hun benen uitgestrekt op de toneelvloer. Ondanks
zijn geaffecteerde dandypose en haar professionele zit, lijkt het toeval dan wel
onbewust beroepsconformisme dat ze hun benen parallel gelegd hebben aan de naden
in de vloer. Door de bovenrand van de foto afgesneden, rafelige decorstukken omlijsten
de dandy en de danseres, balancerend op hun subtiele diagonaal. Het ene hoofd
stil, het andere bewogen: candid-fotografie in het interbellum.
Weer buiten, nu op straat. Onmiskenbaar Londen. Een oude heer is drie foto's lang
op weg naar de winkel, zijn winkel, een fotowinkel. Rug en leden kaarsrecht, gestoken
in de volwassen padvinderskledij van de Britse jaren dertig: het is George Bernard
Shaw, verwoed amateurfotograaf, die door brede, lege Londense straten loopt, recht
op Kodak House af. Het is april 1938.
Een maand eerder. Iedereen lijkt zich naar de aangrenzende ruimte links achter
te begeven waar op de muur een schilderij met Venus en Amor hangt. Alleen achter
blijft rechts op de voorgrond het portret van een kale man in uniform die ons
schuin aanvorst. De fotograaf is nu nog welkom op deze receptie, maar bij de volgende
gelegenheid laat de Italiaanse ambassade in Londen weten geen prijs meer te stellen
op joodse bezoekers.
Het is net of de blaag in rokkostuum piano speelt voor een bijpassende witte jurk,
maar bij nader inzien doet hij achter haar stoel iets onduidelijks op een secretaire.
Uit de foto spreekt duidelijk dat deze twee gasten zijn op een partij, hoewel
de spiegels geen andere mensen reflecteren - of het moet een vampierfeestje zijn.
22 Juni 1939, vermeldt het bijschrift. Otto Salomon fotografeert deze keer op
de Britse ambassade, waar ambassadeur Joseph Kennedy de achttiende verjaardag
van zijn dochter luister bijzet met driehonderd genodigden. En warempel, de blaag
blijkt haar broer, de toekomstige president van de Verenigde Staten.
Drie maanden later is het oorlog. Een jaar later, als hij als Duits ingezetene
uit Australisch kamp komt, verandert Salomon zijn naam in Peter Hunter. Handig
in geval van krijgsgevangenschap, want hij neemt dienst in het Engelse leger.
Ook om afstand te nemen van zijn beroemde vader Erich Salomon, die dan al in Nederland
op transport is gesteld. Het zou tot 1996 duren vooraleer er een overzichtstentoonstelling
van zijn eigen werk te zien is. In Amsterdam, waar hij sinds 1952 woont en werkt
aan de nalatenschap van zijn vader. Diens archief droeg hij in 1980 over aan de
Berlinische Galerie. Zijn eigen archief ging drie jaar geleden naar het Nederlands
Fotoarchief in Rotterdam. Een flinke selectie nieuwe afdrukken prijkt nu in het
Joods Historisch Museum. Oud nieuws, maar hier overzee kunnen we er eindelijk
kennis mee maken.
Peter Hunter/Otto Salomon, emigrant in Londen. Foto's 1935-1940
tot en met 8 september, Joods Historisch Museum, Amsterdam