Schelfhoutjes

Michel Didier 1994

Andreas Schelfhout (1787-1870) was geen geletterd man. Nogal
onbeschaafd eigenlijk, zeker in een tijd waarin zijn even
beroemde collega Barend Koekkoek zijn toornige verbazing uitsprak
over ogenschijnlijk zeer nette, naar de laatste mode geklede
kunstenaars die nota bene met een schetsboek over straat gingen.
Schelfhout woonde zijn hele leven in Den Haag, en dat liet hij
merken ook, volgens een pijnlijk getroffen criticus, die uit zijn
mond optekende: 'Ja, vin je dat nou nogal niet één net blaauw
jassie, da'k hier an hip, ja da kosj me ook f 15,-.'
De meeste van zijn tijdgenoten konden zich echter, net als
mevrouw Bosboom-Toussaint, wel verzoenen met het 'minbeschaafde
zijner vormen' vanwege 'zijn gevoeligheid voor de natuur, zijn
begrijpen van haar eenvoudig schoon waar anderen het niet zien.'
Nu nog, of beter gezegd: weer, behoren de landschapsschilderijen
van Schelfhout en Koekkoek tot de meest gezochte en duurst
betaalde kunstwerken op de markt: hedendaags blauw bloed als
offshore-baronnen en vleeskoningen telt grif tachtigduizend
gulden neer voor een zomerlandschap of een 'Schelfhoutje', zoals
een nostalgisch ijsgezicht is gaan heten sinds de schilder er
zijn specialiteit van maakte.
Veel winters in de jaren twintig van de vorige eeuw waren
buitengewoon streng, met alle leed van dien. Zo niet die van
Schelfhout, die er uiterst genoeglijke landschappen van maakte,
gedompeld in onwerkelijk warm gekleurd en regelmatig vallend
licht. 'Alleen zoals Schelfhout het winterlandschap schildert
kunnen wij er genoegen in scheppen', noteerde een tijdgenoot.
In het nooit volprezen Teylers Museum in Haarlem huist de
belangrijkste collectie tekeningen van Nederland. Het album met
83 gekleurde platen dat het museum vier jaar na zijn dood
aankocht, vormt de kern van een tentoonstelling van tekeningen en
schilderijen van Schelfhout, aangevuld met doeken van tijdgenoten
als Koekkoek en Wijnand Nuyen.
Niets dat het werk van de Nederlandse romantici zo doordesemde
als de schilderkunst van de Gouden Eeuw. In een moderne tijd die
werd ervaren als een opleving op allerlei terrein na een lange
periode van teloorgang, trachtten kunstenaars door evenaren, ja
zelfs overtreffen van de zeventiende-eeuwse volmaaktheid de
moderne tijd te legitimeren en glans te geven. De vele
verschillende genres werden dan ook met verve beoefend en het
landschap torende daar als nationaal genre bovenuit.
Schelfhout werd gezien als degene die de nationale schilderkunst
zou kunnen redden, en met een oriëntatie op zowel de technieken
als de onderwerpskeuze en compositie van de zeventiende eeuw
kweet hij zich wel van die taak. Weliswaar vermeed hij dode bomen
en andere onwelvoeglijkheden waar Ruisdael zijn hand niet voor
omdraaide, maar uit kleurgebruik en compositie blijkt de directe
invloed van het bewonderde erfgoed.
Evenals in de Gouden Eeuw gebruikelijk was, liet Schelfhout de
figuren op zijn doeken penselen door gespecialiseerde figuren© en
veeschilders. Hoewel deze stoffage vaak eigentijds gekleed ging
en Nederland er nog grotendeels bij lag als twee eeuwen daarvoor,
ademen de romantische landschappen een weemoedige hang naar een rustige, overzichtelijke en tegelijkertijd heroïsche samenleving.
Dat is wat de landschapsschilderijen van de eerste helft van de
vorige eeuw uiteindelijk duidelijk doet verschillen van hun grote
voorbeelden: door hun bezeten natuurgetrouwheid, hun parmantig
gladde, transparante schilderoppervlak en hun bedachte
'toevalligheid' sloten ze even goed aan bij de voorkeur van het
burgerlijke publiek als Avercamp, Cuyp en Van Goyen dat deden in
wat korte tijd geleden nog onbezwaard een 'vroegkapitalistische
maatschappij' heette.
Het zweem van heimwee naar een voorgoed voorbije tijd, gekoppeld
aan het streven naar een 'echter dan echte' weergave dat ongeveer
tegelijkertijd de ontwikkeling van de fotografie voortjoeg, maken
de werken van Schelfhout en de zijnen tot onmiskenbare producten
van de burgerlijke negentiende eeuw. Schelfhouts enorme productie
en zijn gemakzucht in het kiezen van onderwerpen en compositie
leidden al vroeg tot verwijten van 'industrie': fantasieloze,
mechanische herhaling. Het kunstwerk was aangeland in het
tijdperk van zijn technische reproduceerbaarheid

'Andreas Schelfhout en zijn tekeningen', 27 augustus tot en met
13 november, Teylers Museum, Haarlem

De Groene Amsterdammer 1994