Erzsébet Baerveldt-Báthory

Michel Didier 1997

In februari 1611 werd gravin Erzsébet Báthory levend ingemetseld in haar kasteel in Csejt en haar ondergeschikten onthoofd of verbrand. Zij waren door de Hongaarse opperrechter schuldig bevonden aan het ontvoeren, martelen en vermoorden van zeshonderdvijftig meisjes. Wellicht was dit een extravagant geval van heksenjacht op een vrouw die te vrijgevochten was voor haar tijdgenoten of te rijk en machtig voor haar schoonfamilie, maar in ieder geval bezorgde de veroordeling Báthory een plaats tussen de bloeddorstigste monsters uit de Europese geschiedenis, tussen Gilles de Rais, Vlad 'Dracula' Tepes en Jack the Ripper. Het toegeschreven feit dat ze de meisjes had laten vermoorden om in hun bloed te baden als middel tegen oprukkende ouderdom, en dat veel slachtoffers in de hals waren doodgebeten, gaf haar een vaste plek in de vampierliteratuur - hoewel historische personen natuurlijk geen ondoden zijn, hoeveel bloed ze ook tot zich nemen.
De Arnhemse kunstenares Erzsébet Baerveldt ontdekte de 'bloedgravin' in zo'n boek toen ze nog een tiener was. In de reproductie van het enig bekende portret van de gravin zag ze een opvallende gelijkenis met zichzelf. Later maakte ze zich allerlei aspecten van haar persoon eigen: ze leerde Hongaars, schoof haar haarlijn op tot historische hoogte en wist uiteindelijk de begeerde voornaam wettelijk aan haar zijde te krijgen. Beeldhouwster van opleiding, wordt Baerveldt alle denkbare technieken machtig om de dialoog te voeren die ze met wijlen de gravin is aangegaan. Voor de installatie 69, die voor tweederde in het Van Abbemuseum is te zien, schilderde ze drie varianten op het originele portret van Báthory ten voeten uit, met Baerveldts eigen trekken en in verschillende jurken. Vervolgens naaide ze die jurken van achttiende- en negentiende-eeuws materiaal op haar eigen maat, en plaatste ze die met bijbehorende sieraden voor de levensgrote doeken. Baerveldts meeste werk, van video tot kleibeelden, staat in connectie tot haar zestiende-eeuwse evenbeeld, met haar geschiedenis, haar toekomst en haar vampirische drang naar onsterfelijkheid.

'Gij zult van generlei vlees bloed eten, want de ziel van alle vlees is het bloed: ieder die het eet, zal uitgeroeid worden', zo waarschuwt het Boek der Boeken (Leviticus 17 : 14) tegen een praktijk die niettemin in het christelijke Europa hardnekkig voort is blijven bestaan. Bloed is de bron van het leven, en het nuttigen ervan brengt de eigenschappen van de donor over op de drinker. Volgens de legende nam gravin Báthory in haar Weense residentie in de Schulerstrasse (nu de Blutgasse) plaats onder een gietijzeren maagdenpers waaruit het bloed op haar lichaam en in haar mond gutste.
Op de video Suc! (Sap) uit 1992 voert Baerveldt een performance uit die even egotistisch als zelfvernietigend is: voor de spiegel staand, bijt de kunstenares haar polsslagaders door (althans, zo lijkt het, maar dat lijkt me met een doorsnee mensengebit niet mogelijk) en besmeurt ze hals, borst en aangezicht met bloed. Een fotopaar van deze actie titelt ze Autistic Vampire. Vampirisme is hier duidelijk niet meer dan een vorm van narcisme: zich voeden met haar eigen, levenschenkende bloed verbeeldt een gesloten, eeuwige kringloop die de wens tot onsterfelijkheid uitdrukt. Na het wegwassen van het bloed verwisselt ze haar witte kleren voor zwarte en werpt ze zich demonisch lachend op bed. Vervolgens verdwijnt ze bijna ongemerkt uit beeld.
Na wat ze haar 'griezelperiode' noemt breidt Baerveldt de metafoor uit tot metafoor voor de Europese cultuur in het algemeen en de beeldende kunst in het bijzonder. In een brief uit Berlijn naar aanleiding van haar vorige tentoonstelling in Amsterdam (aanvankelijk onder de titel 'Der Tod und das Mädchen'), schrijft ze: 'Juist nu, met het voortschrijden van het Fin de Siècle, lijkt de tijd rijp om het thema Vampirisme voor het voetlicht te brengen, en já, het Vampirisme ligt uiteraard vèr voorbij 'Der Tod und das Mädchen': het is de duistere reanimatie van het 'dooie meissie'; het is het lijk van de Westeuropese cultuur, nieuw leven ingeblazen....'
Voor de tentoonstelling 'The Portable Grave' schilderde Baerveldt drie familieportretten van de gravin, respectievelijk gedateerd 1594, 1603 en 1631. Het eerste jaartal is dat van het enig overgeleverde portret van Báthory en het derde een datum ver na haar eigenlijke overlijden (1614). Het toont de bloedgravin als de oude dame die ze nooit is geworden, maar met behoud van haar jeugdige schoonheid - of eigenlijk de jeugdige schoonheid van de kunstenares. Volgens Baerveldt behelst 'The Portable Grave': 'de bevriezing van tijd in een kunstwerk: de afgebeelde personen zijn gefixeerd in de leeftijd waarin ze zijn geschilderd en blijven dat ook, zolang het schilderij zal blijven bestaan: je reinste Vampirisme!' Wilde's The Picture of Dorian Gray (1891) en Poe's The Oval Portrait (1845) in een nauwelijks nieuw jasje: de kunst vermag mensen het eeuwige leven te geven, maar wie zuigt zij daarvoor leeg?
The Oval Portrait is het dichtste wat Poe ooit bij een vampierverhaal is gekomen. Op het moment dat de schilder de laatste hand legt aan het portret van zijn geliefde met de woorden: 'This is indeed Life itself', valt zij dood neer, uitgezogen door de schilderkunst. Dorian Gray werd op het laatst in één teug leeggezogen door zijn portret. Baerveldts schilderijen teren op het publiek, dat daar esthetisch plezier voor in ruil krijgt. In een lezing definieerde zij de esthetische ervaring als 'de ontlading van ons gemoed'. Die vrijgekomen energie gaat niet verloren: 'Kunst zuigt als het ware de emotie uit de toeschouwer, en het is dat genot dat de toeschouwer ervaart door een goed kunstwerk'.

De wreedheid en vernietigingsdrang van de vampier komen in hun verschijningsvorm overeen met gebaren van liefde en tederheid: een aanraking, een omhelzing of een kus zijn voor het oog liefdevol, maar zodra we de vampier hebben herkend worden het dodelijke gesten. Discipelen van Jung herkennen in de vampiermythe dan ook de driften en orale agressie van het door de moeder verlaten kind. Van deze 'slechte moeder' vertoont de vampier alle tedere, maar ook levensgevaarlijke trekjes. De oorspronkelijke paradijselijke symbiose van moeder en kind is in de demonische verschijning van de vampier ritueel gereconstrueerd. Gevoegd bij het motief van het leven doorgeven, lijkt het vampierthema op het lijf gesneden van een generatie kunstenaressen die de ontketende wrede, perverse driften en dromen uit de meisjeskamer in hun kunstwerken ontketenen - hoewel aan het werk van Tjarda Sixma, Anya Janssen, C. Tollens, Lidy Jacobs, om er een paar te noemen, geen vampier te pas komt.
Daarnaast is de vampier een symbiose van mens en natuur, waarin de ongebreidelde lusten en verlangens strijden met de maatschappelijke normen en wetten. De vampier heeft, in tegenstelling tot alle andere monsters die de Europese mythologie heeft gebaard, een volledig menselijke verschijningsvorm, maar is gebonden aan cultuur- noch natuurwetten: religie, zwaartekracht noch dood hebben vat op hem. Daarmee is de vampier de incarnatie van de heimelijke verlangens en fantasieën van ons collectieve onbewuste.
De driften en verlangens die zich langs deze weg een uitweg zoeken houdt Baerveldt in toom met de reflectie op de wederopstanding van de kunst, die deze eeuw al zo vaak is doodverklaard, maar telkens weer terugkeert om zich vol te zuigen met de bewondering en het genot van het publiek. Was vampirisme voor Baerveldt aanvankelijk een metafoor voor haar eigen eeuwige voortbestaan, met haar artistieke wasdom werd het een metafoor voor de onsterfelijkheid en tijdloosheid van de kunst zelf. De kunst, die op tal van manieren de rol van de religie heeft overgenomen in onze samenleving, vindt de mythologie tegenover zich. De vampiermythe is van oorsprong een aanval en tegelijk een aanvulling op de religie, die was gedwongen de ideeënstructuur van de mythe over te nemen om haar te lijf te kunnen gaan. Kunst die mythologie in de hedendaagse vorm van B-cultuur tegenover zich heeft, ziet zich gedwongen die cultuur te incorporeren. De vampiermythe, inmiddels onderdeel geworden van die B-cultuur van films en strips, maakt in de kunst van Erzsébet Baerveldt een glorieuze rentree in de A-cultuur waar zij eerder deze eeuw uit werd verbannen. Bram Stokers vampier kan een huis pas betreden als hij daartoe is uitgenodigd; Baerveldt haalt met de autistische vampier en de bloedige gravin een borrelende stroom heimelijke angsten, wrede verlangens, groeistuipen en dromen van onsterfelijkheid het museum binnen. Unheimlich en fascinerend.


The Portable Grave, Reuten Galerie, Fokke Simonszstraat 49, Amsterdam
tot en met 1 juni
69/The Missing Limb/Autistic Vampire, Van Abbemuseum, Eindhoven
tot en met 15 juni

De Groene Amsterdammer 1997