James Ensor (1860-1949) was op latere leeftijd, behalve een gerespecteerd
burger van Oostende, een gelauwerd kunstenaar in wie de modale Belg het woordje
zag dat het nog altijd jonge vaderland meesprak in de internationale ontwikkeling
van de schilderkunst. "De grondlegger van heel onze modernistische Belgische
beweging, de enthoesiaste voorloper van onze vermetelheden en al onze emancipaties",
heette het in 1920. Hoewel Ensor na de eeuwwisseling geen enkel blijk meer gaf
van enige vermetelheid en hij zich ertoe beperkte voor rijke verzamelaars kopieën
van zijn eerdere succeswerken te vervaardigen, hield welgedaan België hem
als eigentijds meester in ere. Groot was dan ook de verontwaardiging toen de
destijds in eigen land volledig onbegrepen schilder René Magritte zich
laatdunkend over Ensor uitliet: "Een euforie zonder helderziendheid en
een brave, melige humor hebben vorm gegeven aan de ontwikkeling van Ensors oeuvre.
Het is een vrij getrouwe weerspiegeling van de voorstelling die de burgerij
rond 1900 moet hebben gehad van het geluk", schrijft hij in 1945. De hevige
kritiek op de aantasting van de gemummificeerde en bewierookte Ensor lijkt een
hele wereld verwijderd van de tirades aan het adres van dezelfde Ensor, een
halve eeuw eerder: "Dat schilderkunst? Laten we ernstig blijven: rotzooi
is het."
James Ensor staat bekend als voorloper van het expressionisme door zijn onheilspellende
groeperingen van figuren met gruwelijk verwrongen carnavalsmaskers en akelig
grijnzende skeletten, een welsprekende uitdrukking van het rebelse onbehagen
jegens de zelfvoldane bourgeoisie en haar schijnwereld. Minder bekend en ook
minder sterk zijn zijn karikaturale en somtijds agressief-geëngageerde
verbeeldingen van het Oostendse strandleven, waar het volgens Ensor egalitairder
en onwelvoeglijker toeging dan algemeen werd en wordt aangenomen. Op een tentoonstelling
van Ensors Oostendse voorstellingen die momenteel in de Venetiaanse Gaanderijen
in de badplaats is te zien, hangen liefst drie versies van een drukbevolkt strandgezicht
waarop de schilder een opmerkelijk vulgair en volks beeld geeft van het genoegen
van een zeebad, honderd jaar geleden. Prominent vooraan zwelgt een paartje in
een ongegeneerde tongzoen van de lebberende soort, door het raam van een strandhokje
is hetzelfde tafereel te zien, een geestelijke dobbert onbekommerd op zijn rug
tussen het gemene volk terwijl een non streng staat toe te kijken en de badhokjes
zijn genummerd met alle mogelijke variaties van de 6 en de 9.
Uitgerekend dit onbehouwen en kinderachtige, maar ongeremde en epaterende werk
koos de Belgische overheid om er de achterkant van het briefje van honderd franken
mee op te sieren, het biljet waarmee James Ensor wordt geëerd. Op de voorkant
een portret van de kunstenaar als jongeman, in gezelschap van een trosje van
de maskers waar hij zijn beste sier mee maakte, op de achterkant dus het choquerend
bedoelde strandgezicht. Om de keuze nog raadselachtiger te maken, zijn de tongzoeners,
de geestelijken en de onkuis benummerde badhokjes weggelaten; het enig overgebleven
hokje draagt het nummer 68.
De Belgische overheid is, aangespoord en opgezweept door particuliere en lokale
initiatieven, bezig aan een massieve inhaalmanoeuvre om het artistieke erfgoed
van de afgelopen eeuw aan de vergankelijkheid te ontrukken. Veel werk van eertijds
onbegrepenen als Ensor en Magritte bevindt zich al lang in het buitenland, maar
voor elke penselende of boetserende grootheid is de laatste jaren wel een museumpje
gesticht, in het betreffende geboortehuis of in een optrekje aan de kust waar
hij (aan kunstenaressen was een groot gebrek) zijn levensavond doorbracht. Daarnaast
struikelen particuliere en overheidsinstanties over elkaar bij het organiseren
van tentoonstellingen over Ensor, Magritte, Leon Spilliaert, Paul Delvaux, Constant
Permeke en andere artiesten die voor België vooral de erkenning betekenen
van gemeenschappelijk erfgoed in een verscheurde natie, waarvan de historische
legitimiteit al vanaf het begin in twijfel wordt getrokken. Of, om het met de
naoorlogse kunstenaar Marcel Broodthaers uit te drukken: 'Mijn talent bestaat
erin Belg te zijn."