Het neefje van de grote keizer
Napoleon III en de kunsten

 

Over de 22 jaar dat Napoleon III over Frankrijk regeerde wordt doorgaans besmuikt geschreven. Het was immers de ‘lelijke tijd’, een periode van wansmaak en krachteloze herhaling van historische stijlen, in een keizerrijk dat door parvenu’s werd leeggestolen en dat zinloze oorlogen voerde. Het was echter ook de tijd van de herbouw van Parijs tot de wereldhoofdstad die ze nog altijd is en van de eerste avant-garde-bewegingen in de schilderkunst. Napoleon III had overal de hand in en liet zijn Tweede Keizerrijk vormgeven door vooraanstaande architecten, kunstenaars en schrijvers.

 

Michel Didier 2001

 

‘Hij zit, diep in een fauteuil gedoken, in een onbeholpen houding, zijn benen uit elkaar, zoals mensen doen die te dik zijn. Het hoofd van de Keizer lijkt van grote hoogte op zijn schouders neergevallen en daar een heel eind in doorgedrongen. Hij is halsloos, in elkaar gedrukt. Een soort logge Caesar.’

Zo beschrijven de gebroeders De Goncourt Napoleon III, twaalf jaar nadat hij zich door 97% van de Franse kiezers tot keizer heeft laten verheffen. Louis-Napoleon, een van de vele neven en nichten van de grote Napoleon, is de derde zoon van diens broer Louis en Hortense de Beauharnais, koning en koningin van Holland. Na zijn jeugd te hebben doorgebracht in ballingschap op een Zwitsers kasteel, probeert hij twee maal vergeefs een coup te plegen. Na de revolutie van 1848 wordt hij dan toch als president van de Tweede Republiek geïnstalleerd. Als hij zich vier jaar later laat kronen, komt een rij corrupte parvenu's aan het bewind, in een goudglanzend Tweede Keizerrijk waarmee de Fransen zich gretig glinsterend zand in de ogen laten strooien. Buitenlandse avonturen en militaire successen schragen de troon en het land zwelgt in de glorie van internationaal aanzien en de fenomenale herbouw van Parijs tot hoofdstad van de wereld.

 

De notoire schuinsmarcheerder begrijpt dat zijn nieuwe status een huwelijk en een erfgenaam behoeft en hij kiest verrassend voor de Spaanse schoonheid Eugenia de Montijo, gravin van Teba. Haar moeder had als weduwe een reeks minnaars, onder wie de jonge Prosper Mérimée, die het verhaal schreef voor Bizets Carmen, de populairste opera ooit en misschien een eerbetoon aan de Spaanse op de Franse troon. Moeder sjouwde haar huwbare dochter mee langs alle modieuze badplaatsen van Europa tot ze uiteindelijk beet had. Het huwelijk vindt plaats in dezelfde kerk en met dezelfde marsmuziek als de kroning van Napoleon I en Joséphine. Vijftienduizend kaarsen verlichten het vijfhonderd man tellende orkest. De architect Eugène Viollet-le-Duc is op dat moment bezig met de ingrijpende restauratie van de Nôtre-Dame en ontwerpt voor de plechtigheid een met hermelijn gevoerd, fluwelen baldakijn boven het altaar. Binnen een jaar ziet de troonsopvolger het levenslicht: de ‘Prince Impérial’ Louis, Loulou genoemd.

 

Louvre

Napoleon III neemt onmiddellijk na zijn kroning een paar maatregelen om zich te verzekeren van de populariteit bij het volk. Op een extensieve tournee door Frankrijk (de eerste staatstournee per trein in de geschiedenis) deelt hij handenvol zilverlingen uit aan het jubelende volk en kondigt een paar maatregelen af ter leniging van de ergste nood. Geen brood zonder spelen, dus laat hij als eerste blijvende resultaat van zijn regering het Wintercircus in Parijs bouwen door de uit Keulen afkomstige Jacques-Ignace (Jakob Ignaz) Hittorff.

Vervolgens laat hij de koninklijke paleizen van de Tuilerieën en het Louvre verbinden door twee gigantische vleugels. Eerdere regimes hadden dat geprobeerd, maar waren er niet in geslaagd een bevredigende oplossing te vinden, omdat de paleizen niet recht tegenover elkaar staan. De architect Visconti legt een geniaal plan voor, dat na zijn dood het daaropvolgende jaar (1853) wordt uitgevoerd door Hector Lefuel. Het valt nog steeds niemand op dat de vleugels niet parallel lopen.

De beide 'poten' van het Louvrepaleis zijn in stijl doorgetrokken. De Renaissancevleugels krijgen 'Renaissance'-aanvullingen, en Jean-Baptiste Carpeaux siert het sobere, zestiende-eeuwse Pavillon de Flore met een Triomf van Flora en Het keizerlijke Frankrijk verlicht de wereld, geflankeerd door Wetenschap en Landbouw. Deze onofficiële hofbeeldhouwer vereeuwigt het keizerlijk paar en de Prince Impérial meermaals met de keizerlijke hond Néro. Tijdens zijn werk aan het Louvre beklimt Napoleon de steiger om hem te spreken. Onderwijl gooit Carpeaux speels klompjes klei op de hoeden van des keizers begeleiders en geeft de keizer ook wat klei. ‘Maar meester Carpeaux!’ ‘Ach sire, antwoordt de beeldhouwer, ‘kunt u dit niet doen omdat u keizer bent? Dan ben ik liever geen keizer.’

Hoewel Napoleon resideert in het Tuilerieënpaleis, in de apartementen van zijn grootmoeder Joséphine de Beauharnais, zijn in het Louvre nog enkele luisterrijk ingerichte zalen te vinden die de stijl van het Tweede keizerrijk op zijn breedst laten zien: een combinatie van het rijkste van verschillende stijlen, maar met de nadruk op het Rococo-element.

Onlosmakelijk is de naam Louis Napoleon echter verbonden met het platgooien en weer opnieuw opbouwen van Parijs. Volgens zijn gedetailleerde plannen moet de door hem benoemde prefect van de Seine, George Haussmann (van Duitse afkomst), Parijs van een riolenstelsel voorzien dat nog steeds voldoet aan de hygiënische eisen, naar Londens voorbeeld vijf stadsparken aanleggen (hij had zijn ballingschap in Londen doorgebracht) en de nauwe, middeleeuwse stratenstructuur door een geheel nieuwe binnenstad vervangen van zeer brede boulevards met even hoge, uniform gekleurde appartementsgebouwen. De hele onderneming was een typisch Franse combinatie van vrij ondernemerschap en staatsinitiatieven.

Opéra

De eerste jaren van zijn keizerschap heeft Napoleon een gelukkige hand in de buitenlandse politiek. Hij weet dat hij het Franse volk de strenge censuur en de geheime politie alleen kan laten slikken, als er een eclatant militair succes tegenover staat. Om de steun van de kerk en de bourgeoisie te krijgen, komt hij op voor de rechten van de rooms-katholieke monniken die het Heilig Graf in Jeruzalem verzorgen. De sultan van Turkije, waaronder Palestina ressorteert, wil een confrontatie met Frankrijk vermijden en geeft toe aan de eisen. Dat zint de tsaar echter niet, die zich beschouwt als kampioen van de rivaliserend Grieks-orthodoxe monniken en hij verklaart Turkije de oorlog. Samen met Engeland stort Frankrijk zich nu in de Krimoorlog, die ten koste van veel doden een overwinning oplevert.

Als romantische jongeling had Louis-Napoleon veel sympathie gevoeld voor het onafhankelijkheidsstreven van de Italianen, die in feite door Oostenrijk worden geregeerd. Als president stuurt hij echter troepen om de paus tegen rebellen te beschermen. Dat komt hem bijna duur te staan: in een paar jaar tijds plegen Italiaanse opstandelingen drie aanslagen op zijn leven. De laatste keer gooien zij drie bommen naar zijn koets als die zich een weg probeert te banen door de nauwe straten naar de oude opera. Hij en Eugénie blijven ongedeerd, maar Haussmann reserveert meteen een plek in zijn stratenplan voor een grandioos nieuw gebouw. Uiteindelijk wint de jonge Charles Garnier de prijsvraag met een extreem geornamenteerd gebouw, dat pas wordt opgeleverd als het keizerrijk niet meer bestaat. Aan de zijkant is een speciale op- en afrit gemaakt, waarmee de keizerlijke koets zonder te stoppen het gebouw binnen kan rijden.

Voor zijn werk aan het Louvre ontvangt Carpeaux het Legioen van Eer. Als monumentale vervolgopdracht mag hij een van de vier reusachtige beeldengroepen aan de voorgevel van het nieuwe operagebouw maken. De sensueel gemodelleerde, dynamisch wervelende beeldengroep de Dans geldt als de meest vooruitstrevende, moderne sculptuur van het Tweede Keizerrijk, al is de stijl eerder Rococo. Bij de onthulling in 1869 wakkert de immer kunstkritische pers een schandaal aan rond de groep naakte jongelingen. ’s Nachts wordt het beeld met inkt besmeurd. Hoewel het naar de smaak van de keizer is, moet het volk tevreden gehouden worden. Een andere beeldhouwer vervaardigt een waardiger Dans, maar de kort daarop uitbrekende Frans-Pruisische oorlog verhindert de vervanging.

 

Kunstenaars

Tot Louis Napoleons huwelijk met Eugénie heeft zijn nicht Mathilde, dochter van Napoleon I’s jongste broer Jérôme, de honneurs waargenomen als gastvrouwe in het paleis. Als tiener is ze zelfs met hem verloofd geweest, tot Louis Napoleon zich belachelijk maakt met een vergeefse staatsgreep. Haar ouders huwelijken haar uit aan de Russische prins Anatole Demidoff, maar als die dronkelap haar publiekelijk slaat, gaat ze er vandoor en weet ze van de tsaar een ruim jaargeld ter compensatie los te peuteren. Gedurende het Tweede Keizerrijk houdt zij een beroemde salon, waar ze de beroemdste schrijvers, componisten en kunstenaars ontvangt: Flaubert, Gautier, de Goncourts, Delacroix, Ingres, Meyerbeer. Zelf schildert en schrijft ze ook. Op de jaarlijkse Salontentoonstelling worden de uitverkoren inzendingen alfabetisch opghangen en zo hangen haar doeken naast die van Manet. Gautier wijdt er heel kruiperig een uitgebreide bespreking in de krant aan, en maar een enkele regel aan Manet. Je bijt de hand niet die je voedt.

Mathildes minnaar is beeldhouwer, de onbesuisde graaf De Nieuwerkercke. Hij portretteert de keizerlijke familie in marmer en stuurt koning Willem II een ontwerp voor een ruiterstandbeeld van Willem de Zwijger. De koning betaalt het beeld, dat nog altijd op het Noordeinde staat, uit eigen zak. De gemeente Den Haag is niet gelukkig met de soldateske weergave van de vader des vaderlands en richt een concurrerend beeld op op het Plein.

 

Napoleon III mag de minnaar van zijn nicht niet bijzonder, maar is altijd bijster gul met gunsten aan familie, minnaressen, onwettige kinderen en vrienden van vrienden. Verschillende neven en zijn halfbroer zitten in de regering en de senaat, en Nieuwerkercke maakt hij ‘surintendant des Beaux-Arts’ en directeur van de musea. In die functie spreekt de keizer hem aan in 1863, als de jury liefst vierduizend inzendingen weigert voor de Salontentoonstelling, waaronder Manets Le déjeuner sur l’herbe, dat nu wordt beschouwd als een van de wegbereiders van de moderne kunst. Een aantal kunstenaars stelt een petitie op en Manet en Gustave Doré overhandigen die aan Napoleon. Die laat zich door Nieuwerkercke de voor de Salon geselecteerde werken tonen en ook de geweigerde. Als hij geen kwaliteitsverschillen kan ontdekken, beveelt hij een tweede tentoonstelling in te richten, de ‘Salon des refusés’. Die wint in de loop der jaren aan belang, zodat het voor een zich modern noemend kunstenaar veel meer loont geweigerd te worden. De Impressionisten spinnen later goed garen bij Napoleons pragmatische oplossing. Nieuwerkercke noemt ze walgend 'democraten', 'van die mensen die geen schoon ondergoed aantrekken.'

Napoleon heeft een ambivalente houding tegenover de kunst. In 1853 toont Courbet op de Salon De baadsters, waarop een forse naakte vrouw op de rug gezien centraal staat zonder enige mythologische of andere context. Napoleon ervaart het doek als zo uitdagend, dat hij het met zijn rijzweep afrost. Toen jaar later loopt hij met Eugénie op zijn eigen salon des Refusés langs Le déjeuner sur l’herbe. Volgens een ooggetuige noemt hij het ‘onfatsoenlijk’, volgens een andere ‘obsceen’, volgens weer andere loopt hij er zonder iets te zeggen langs. Uiteindelijk koopt hij op de salon La naissance de Vénus van Alexandre Cabanel, een fantasische pastiche van Rococo-schilderkunst, een koket liggend naakt in zachte tinten, op de golven rustend alsof ze op des keizers eigen ottomane ligt.

Met de schilder Charles Gleyre, leermeester van de eerste Impressionisten Monet, Pisarro en Renoir, heeft de keizer echter een nauwe band; hij bezoekt hem vaak. Op een dag bevindt hij zich in het atelier van Gleyre, die aan het werk is. Hij neemt de vrijheid om doeken die tegen de muur staan om te draaien. Gleyre staat op, neemt een doek uit de handen van zijn hoge bezoeker en zegt: ‘Als ik die daar neerzet, is het niet opdat men ernaar zal kijken. En als Uwe Hoogheid dat niet bevalt…’ – waarop hij naar de deur wijst.

 

Compiègne en Pierrefonds

Napoleon heeft veel schilderijen en beelden nodig voor zijn paleizen. De meeste zijn gebouwd voor en bewoond door Bourbon-koningen en zijn oom Bonaparte. Hij en Eugénie verblijven doorgaans in de Tuilerieën, af en toe in Saint-Cloud, brengen de zomer door in Eugénies villa in Biarritz en anderhalve maand in november-december, gedurende het jachtseizoen, in Compiègne. In 1861 koopt Napoleon het kasteel van zijn grootmoeder Joséphine, Malmaison, waar hij als kind heeft gespeeld. Hij maakt er een museum van de keizerlijke familie van.

Van 1856 tot 1870 zetelt het hof elke herfst in het oude kasteel van Compiègne, gebouwd voor Lodewijk XVI en voorzien van een park voor Napoleon I’s tweede echtgenote, dat overgaat in het woud waar dagelijks op herten wordt gejaagd. Rond de tachtig genodigden tegelijk kunnen een week op het kasteel logeren en deelnemen aan de ‘divertissements’. Deze ‘Series de Compiègne’ zijn gewilde uitstapjes in de Parijse society. Vooral de feesten, gehouden de Galerie de bal, die 39 bij 13 meter meet, zijn tot ver over de landsgrenzen beroemd. Ook worden veel spellen gespeeld in de rooksalon, spelletjes die te leeghoofdig zijn naar de smaak van de inmiddels bejaarde Prosper Mérimée. Hij stelt daarom een ingewikkeld dictee op: de keizer haalt 48 fouten, de keizerin zelfs 62 – terwijl zij perfect tweetalig is opgevoed en hij op een Duitstalige school heeft gezeten en daar een licht accent aan heeft overgehouden.

Aan gene zijde van het Woud van Compiègne staan de imposante ruïnes van het middeleeuwse kasteel van Pierrefonds, in de 17e eeuw afgebroken en door veel Romantische schilders vereeuwigd. Burgerkoning Louis-Philippe laat er zijn dochter Louise trouwen met de Belgische koning Léopold I. Mérimée stelt in 1857 voor het door Viollet-le-Duc te laten restaureren en het als jachtslot en voor divertissements te gebruiken. De architect vergaart in deze jaren roem met het restaureren van een reeks middeleeuwse gebouwen die in de 19e eeuw als monumenten van de Franse natie worden beschouwd: kastelen, kathedralen, abdijen. Eigenlijk is hij tekenaar en vergezelt hij zijn oom, de historieschilder Delécluze, op reizen door Frankrijk, maar door het lezen van Victor Hugo raakt hij geïnteresseerd in middeleeuwse architectuur. Zijn carrière als restauratiearchitect begint in 1840 met de Sainte-Chapelle in Parijs en de Sainte-Madeleine in Vézelay; van 1845 tot zijn dood in 1879 werkt hij aan de Nôtre-Dame. Hij brengt onder andere opnieuw de flèche aan (de slanke vieringstoren), waarop hij door de beeldhouwer Geoffroy Dechaume is vereeuwigd. Onderwijl restaureert hij de vestingstad Carcassonne, de kathedralen van Amiens en Poissy en de abdij van Saint-Denis. Zijn rationalisme en zijn nadruk op logica maken hem een aartsvader van de moderne architectuur.

Voor de keizer ontwerpt Viollet-le-Duc met ingenieur Polonceau in 1856 de weelderige salon du train impérial, geschonken door de Compagnie des Chemins de Fer d’Orléans. Het interieur wordt bewaard in het ‘Musée du Seconde Empire’ in Compiègne. Aanvankelijk wil de keizer van Pierrefonds slechts één toren bewoonbaar maken, maar in de tijd dat de architect onderzoek doet verandert hij van gedachten. Niet alleen zijn gerief, ook de glorie van het Franse volk staat op het spel en Pierrefonds moet een vitrine worden van het glorierijke Franse verleden, zowel om de Fransen trots te verenigen onder hun soeverein als om het buitenland te imponeren. Directe aanleiding is de fantasierijke, spectaculaire reconstructie van het kasteel Stolzenfels, hoog boven de Rijn, door de Pruisische hofarchitect Schinkel voor Wilhelm IV. De Pruisische koning consolideerde er zijn bezittingen aan de Rijn mee; Napoleon III consolideert er zijn keizerschap mee.

De werkzaamheden beginnen in 1862 en komen tot stilstand bij de val van het keizerrijk in 1870. De derde Republiek fourneert drie jaar later weer fondsen voor de afbouw en Viollet-le-Duc werkt eraan tot zijn dood in 1879, waarna het kasteel wordt voltooid door zijn leerling Ouradou in 1885. De eerste voltooide ruimten worden door het keizerlijk paar in gebruik genomen: de ontvanstzaal, werkkamers, slaapkamers (gescheiden) en de feestzaal: de Salle des Preux et des Preuses, waar 300 gasten tegelijk worden vermaakt tijdens de schitterende feesten waar het Tweede Keizerrijk zijn faam aan dankt. Muziek klinkt vanaf de enorme orkesttribune en er kan flink gedanst worden, want het enige meubilair bestaat uit twee ronde banken en een monumentale schouw met dubbele haard. De schouw is gesierd met beelden van de hofdames als bekende vrouwen uit ridderromans en Eugénie als de Assyrische koningin Semiramis.

Voor de aankleding en inrichting van Pierrefonds laat Viollet-le-Duc zijn fantasie de vrije loop. Op de binnenplaats doen stenen hagedissen tegen de muren dienst als regenpijpen, vleermuizen en monsters als sluitstenen. Voor de ontvangstsalon ontwerpt hij de lambrisering met groteske monsters in Hongaars eikenhout en plafondschilderingen met plantenranken die vooruitlopen op de Art Nouveau.

 

Napoleon en Eugénie toeven niet vaak in hun middeleeuwse kasteel. Het comfort van Viollet-le-Ducs ‘middeleeuwse’ meubilair laat zich goed vergelijken met dat van een Rietveldstoel en dat is een eeuwigheid verwijderd van het ruime pluche dat ze gewend zijn. De dagen van Napoleons fortuinzoekersbende zijn echter geteld. Op de Wereldtentoonstelling van 1867 is half gekroond Europa aanwezig en Napoleon pakt nog éénmaal geweldig uit, maar het einde naakt. Er wordt een aanslag op tsaar Aleksandr II gepleegd en die keert onverwijld naar huis terug. Keizer Maximiliaan I, door Napoleon op de troon van Mexico gezet maar even zo snel in de steek gelaten, is geëxecuteerd en dat nieuws maakt een eind aan de pracht en praal van de bals en prijsuitreikingen.

 

Er is slechts een slimme provocatie van Bismarck voor nodig en de uitgebluste, door galstenen geplaagde keizer trekt ten strijde tegen de verenigde staten van Duitsland. Op de Wereldtentoonstelling hebben de Fransen de nieuwste modellen Kruppkanonnen van nabij kunnen aanschouwen en binnen de kortste keren zijn hun legers verslagen en is de keizer met honderdduizend soldaten krijgsgevangen gemaakt. Hij gaat met vrouw en zoon in ballingschap naar Engeland. Het volk schreeuwt om zijn bloed en verwijdert alle straatnaambordjes met keizerlijke namen. Drie jaar later sterft hij onverwacht aan de gevolgen van een niersteenoperatie. Het is een roemloos einde voor een heerser waarnaar geen enkele straat of plein in Frankrijk is genoemd, maar wiens 22 jaar feestvieren de wereld een hoofdstad van ongeëvenaarde allure heeft bezorgd.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Literatuur:

Fenton Bresler, Napoleon III: a life, Londen: Harper/Collins, 1999

Roger Price, Napoleon III and the Second Empire, Londen etc.: Routledge, 1997

David Henry Pinkney, Napoleon III and the Rebuilding of Paris, s.l. 1972 (1959)

Otto Friedrich, Olympia. Parijs ten tijde van Manet, Baarn: Anthos 1992

Jonathan Mayne (red.), Art in Paris 1845-1862. Salons and other Exhibitions Reviewed by Baudelaire, Oxford (Phaidon) 1981 (1965)

Edmond & Jules de Goncourt, De ivoren kooi, Amsterdam: Arbeiderspers, 1989

Antoon Erftemeijer, De aap van Rembrandt. Kunstenaarsanekdotes van de klassieke oudheid tot heden, Haarlem: Becht, 2000

Brison D. Gooch, The Reign of Napoleon III, Chicago: Rand McNally, 1969

Louis Girard, Napoléon III, Parijs: Fayard, 1986                                                                      

Ross King, De omwenteling van Parijs. Over de geboorte van het impressionisme, Amsterdam: De Bezige Bij, 2006 (The Judgment of Paris, 2006)

 

<