Rooskleurigheden

Twee fototentoonstellingen in Amsterdam halen het leven in de Poolse getto's akelig dichtbij.

Michel Didier 2005

In de Poolse getto's waren alle joden gelijk, maar sommigen ietsje gelijker dan anderen. Henryk Ross (1910-1991) werd, met duizenden andere Poolse joden, gedwongen in het getto van Lodz te gaan wonen. Hij had het beduidend beter dan de meeste van zijn lotgenoten, omdat hij door de Joodse Raad werd aangesteld als officiële fotograaf van het getto. Hij legde echter niet alleen de feesten en partijen vast van de elite, maar ook de ellendige levensomstandigheden van degenen die have noch goed hadden.
Voordat hij werd opgepakt in 1944, begroef Ross zijn zesduizend negatieven, in de hoop ze ooit nog eens aan de wereld te kunnen tonen. Die hoop ging in vervulling, zij het vele jaren later. Vlak na de oorlog was Ross zelf in de gelegenheid de negatieven weer op te graven, maar ze hadden onherstelbare waterschade geleden; ongeveer de helft van de negatieven was onbruikbaar geworden en op de rest zaten kringen, spatten en vegen en waren hele gedeelten uitgewist. Ze kwamen terecht in het Archive of Modern Conflict in Londen, waar pas vrij recent een keuze werd gemaakt voor een boek en voor een tentoonstelling.
In 1987, vier jaar voor zijn dood, schreef Ross: "omdat ik een officiële camera had, kon ik het leven van de joden in het getto fotograferen. Vlak voor de sluiting van het getto in 1944 begroef ik mijn negatieven, zodat er iets van een bewijs zou bestaan van onze tragedie, namelijk de totale eliminatie van de joden van Lodz door de nazi-beulen. Ik voorzag de volledige vernietiging van het Poolse jodendom. Ik wilde een historisch bewijs van ons martelaarschap achterlaten."
De in het Foam tentoongestelde foto's geven een dubbelzinnig beeld van het bedoelde martelaarschap. Het leven in het getto was zeker geen gewoon leven, maar het grootste deel van het bestaan was toch zeker alledaags en de fotograaf legde braaf die momenten vast die hij waard vond om vastgelegd te worden. Zo zien we naast een huwelijksfeest - ongetwijfeld binnen de elite van het getto - ook politieagenten die poseren en zelfs geintjes uithalen; sommige kunnen niet anders zijn gemaakt dan op aanwijzing van de fotograaf, zoals van een politieman die schuilgaat achter een andere en een gieter boven diens hoofd houdt, zodat het lijkt alsof de gieter deel uitmaakt van de politiepet. Op een andere foto staat een man op de weg met de armen gespreid, zodat het lijkt alsof de twee mannen die zich een aantal meters achter hem bevinden als kleine mannetjes op zijn handen staan.
Helemaal wrang is de foto van het jongetje dat trots poseert in politie-uniform. Het zijn duidelijk zorgvuldig geposeerde en in alle rust en vrijheid genomen foto's, die slechts door de waterschade een historisch patina hebben verkregen van een gedoemde wereld. Heel anders zien de stiekem genomen foto's eruit. De armen die op de grond liggen in vodden hebben weinig menselijks meer. Toch is op deze foto's niets te zien van het racisme, de wreedheid, de uiteindelijke vernietiging, op enkele foto's na waar een bepaalde voorkennis voor vereist is. De twee mannen en de vrouw die met veel moeite een kar voortduwen zijn niet zomaar een karwei aan het klaren; volgens Ross' bijschrift gaat het om het legen van de mestkar, waar voornamelijk gestraften voor werden uitgekozen, omdat dat werk vrijwel zeker besmetting met tyfus betekende. En ook de foto met de geparkeerde vrachtwagen is pas blijkens het bijschrift een van de meest navrante van de expositie; 'Gas I' was de naam van deze wagen, omdat de uitlaatgassen in de laadruimte werden gepompt, zodat de 'passagiers' al gestikt waren voor ze op hun bestemming aankwamen.
De tentoonstelling in het Foam is tegelijk geopend met de foto-expositie 'Gevangen gezichten' in de Hollandsche Schouwburg, een van de belangrijkste gedenkplekken voor de deportaties in Nederland. Het is voor het eerst dat de Hollandsche Schouwburg een tijdelijke tentoonstelling houdt, in het kader van een publieksvriendelijkheidsoffensief. Deze tentoonstelling, in de vorm van een diaprogramma, bestaat uit kleurenfoto's die in verschillende Poolse getto's zijn gemaakt door de Wehrmachtofficier Max Kirnberger (1902-1983). Van 1940 tot 1942 maakte de amateur-fotograaf kleurenopnamen - portretten en straatbeelden - in vier Poolse getto's: Rzeszow, Lublin, Izbica en Zamosc. Het resultaat, vooral van de kleurenopnamen die ook nog als dia op een beeldscherm worden getoond, is er een van vervreemding; onwillekeurig verzet men zich tegen de dichtbij komende beelden, omdat ze op de een of andere manier niet stroken met het beeld van de getto's. Net als bij de openlijk gemaakte foto's van Henryk Ross weigert men zulke strijdigheden. In het collectieve geheugen is geen plaats voor rooskleurigheden.

Lódz getto-album - Foto's van Henryk Ross, 22 april t/m 29 mei 2005
Foam, Keizersgracht 609, Amsterdam
Gevangen gezichten, 22 april t/m …
Hollandsche Schouwburg, Plantage Middenlaan 24, Amsterdam

NIW, 2005