Een joods schilder op de vrije kunstmarkt

De in Groningen geboren joodse schilder Jozef Israëls vierde in de vorige eeuw internationaal triomfen. Op een geven moment specialiseerde hij zich in het zogenaamde 'vissersgenre': arme vissersfamilies, spelende visserskinderen en gebroken vissersweduwen vonden namelijk gretig aftrek. De kunsthistorica Dieuwertje Dekkers promoveerde eerverleden jaar op deze tot nog toe minder bekende fase in Israëls' loopbaan.

Michel Didier 1996

Aanvankelijk probeerde Israëls zich een plaats op de vrije markt te veroveren met het zogenaamde historische genre: grote schilderijen van bijbelse, mythologische of historische taferelen. Maar zijn eerste grote doek, 'Aäron en zijn zonen', vond geen genade in de ogen van de critici, en ook 'Willem van Oranje in de Raad bij landvoogdes Margaretha van Parma' (1855) werd streng bekritiseerd, hoewel het wel werd verkocht.
In Nederland was het klimaat voor historieschilders ronduit slecht. Hof en kerk waren toch al nooit belangrijke opdrachtgevers geweest, en toen rond 1850 de staat besloot geen schilderijen meer aan te kopen, moesten schilders als Israëls naar een ander genre omzien.
Heel populair in die tijd, zowel bij de kunstkritiek als bij het kunstkopend publiek, waren volkstaferelen en sentimentele, moralistische schilderingen van het leven van de 'natuurlijke' lagen des volks: boeren en vissers. In 1853 schafte Israëls boerenkostuums aan om modellen mee te kleden en maakte hij boerentafereeltjes met sprekende titels als 'De wezen' en 'De weduwe van de landbouwer'. Deze schilderijen hadden vrijwel onmiddellijk succes en hij besloot zich dan ook in deze richting te specialiseren.
Om zijn moderne schildertrant te kunnen verkopen, verpakte hij die in gewilde voorstellingen. In 1855 liep Israëls een reumatische aandoening op en verbleef hij een poos in Zandvoort. Daar stortte hij zich op het schilderen van het vissersleven, waar hij zijn internationale succes mee verdiende.
Dieuwertje Dekkers proefschrift richt zich op Israëls' vissersgenre en op de economische kanten van het kunstleven indertijd. Een van de opmerkelijkste conclusies die zij trekt uit haar onderzoek is dat Israëls niet uit sociaal engagement vissers is gaan schilderen, maar simpelweg om er een goede boterham mee te verdienen. De romantische mythe wil dat hij zich vereenzelvigde met het lot van de arme vissers en sympathie voor hen probeerde te kweken met zijn schilderijen. Niet alleen zijn verblijf aan zee stimuleerde hem echter in zijn keuze voor het vissersgenre, ook de financiële vooruitzichten leken goed: het vissersgenre was namelijk al tamelijk populair, en hij moet zijn kans op succes al bij voorbaat hoog hebben ingeschat.
Aanvankelijk was de aandacht van Engelse en Duitse specialisten in het vissersgenre gericht op gedetailleerde weergave van klederdrachten, vissersboten en gereedschap van de vertrekkende of aankomende vissers, Gaandeweg ontstond interesse voor de typische zeden en gewoonten van het vissersvolk, zoals het huwelijk, de doop of de kerkgang. Van de uitbeelding van de dood was echter nog geen sprake; dat kwam pas toen schilders uit Rome en Frankrijk het vissersleven dichterlijker behandelden en de onderwerpen een universele waarde meegaven. Zo kwamen ze op de diepere betekenis van het vissersleven, de strijd met de elementen en het drama van leven en dood. Populair werden voorstellingen van de vissersweduwe aan het strand, de tragische dood van de visser en de ongeruste familie bij naderende storm.
Israëls maakte naam met dergelijke realistische maar sentimentele voorstellingen. Toen hij eenmaal aan het succes had geroken, wist hij ook alle tactieken van de toenmalige kunstmarkt uit te buiten om een zo groot en kooplustig mogelijk publiek te bereiken. Uitstekende contacten met kunsthandelaren en kunstenaarsverenigingen zorgden zelfs voor zoveel tentoonstellingen en publiciteit dat hij bang werd voor 'overbelichting'. Daarnaast speelden reprodukties van zijn werk een belangrijke rol in het veroveren van de kunstmarkt.
'Langs moeders graf' en 'De dag voor het scheiden' zijn de bekendste doeken van de joodse kunstenaar, die volgens de ene biograaf voorbestemd was om, als zijn vader, makelaar te worden en volgens de andere rabbijn. Een loopbaan als kunstschilder kon echter ook lucratief zijn voor degenen die met de wetten van de markteconomie leerden omgaan. Door een gebrek aan opdrachten gedwongen, verkende ook Israëls de vrije markt. Met dit gedegen onderzoek heeft het toch al achterhaalde beeld van de kunstenaar die armoe lijdt omwille van zijn kunst weer een veer gelaten.

Dieuwertje Dekkers, Jozef Israëls. Een succesvol schilder van het vissersgenre, Leiden (Primavera Pers, 071-144482) 1994. Paperback, 456 pagina's met 77 foto's, f 69,50

NIW, 1996