Martin Monnickendam op het Rokin

Michel Didier 1998

Toen 25 jaar geleden de Stichting Vrienden van Martin Monnickendam in het leven werd geroepen om het werk van de Amsterdamse schilder te beheren, te restaureren en te catalogiseren, kreeg zij de onmisbare steun van kunsthandelaar Lodewijk Houthakker. Diens vader Bernard was tussen 1916 en 1943 namelijk de steun en toeverlaat geweest van Monnickendam, had een aantal tentoonstellingen van zijn werk georganiseerd en een aantal werken gekocht. Lodewijk droeg de pasteltekeningen uit zijn privécollectie over aan de stichting. De tentoonstelling van pasteltekeningen in Kunsthandel Bernard Houthakker is tevens de laatste in de statige zalen aan het Rokin, want Lodewijk Houthakker trekt zich terug.
'Mijn vader heeft Martin Monnickendam in Amsterdam leren kennen, al vóór de eerste wereldoorlog. In hun brieven was het aanvankelijk nog 'meneer Houthakker' en 'meneer Monnickendam'. De eerste tentoonstelling van Monnickendams werk hield hij in 1916 in in zijn kunsthandel, die toen nog op de Nieuwezijds Voorburgwal was gevestigd. In 1926, toevallig ook mijn geboortejaar, verhuisde de zaak naar het Rokin.
'Zelf heb ik Monnickendam ook goed gekend, ik zei oom tegen hem, zoals in die tijd gebruikelijk was. Oom Martijn. Hij signeerde met Martin, maar hij werd Martijn genoemd. Ik kende hem via de zaak, waar ik al vroeg in dienst kwam, maar hij kwam ook vaak bij ons over de vloer. Een heel gezellige, aardige man met een grote eetlust. Hij had het thuis ook niet zo leuk met zijn drie vrouwen: zijn echtgenote en dochters hadden ideeën boven hun middelen. Ze waren nogal vergeestelijkt. Dat vele eten van hem vonden ze bijvoorbeeld maar grofstoffelijk.
'Het was een graag geziene gast. Behalve bij ons, kwam hij ook vaak over de vloer bij de kunstenaarsvereniging Arti et Amicitiae. Mijn vader was daar als kunsthandelaar ook lid van. Dat heette 'kunstlievend lid'. Hij deed in oude kunst, vooral zeventiende-eeuwse schilderijen. Monnickendam was zijn moderne kunstenaar. Goed beschouwd was dat werk aan de traditionele kant, en het werd ook niet tot de avant-garde gerekend. Maar zijn felle, onrealistische kleurgebruik gold als zeer vooruitstrevend. Dat stuitte nogal op afkeuring. Nu niet meer.
'Hij had veel vrienden en ook veel succes, als vanaf het begin. Hij leefde er ook goed van, hoor. Hij bewoonde een mooi huis met een groot atelier op de Stadhouderskade, een paar huizen van de Rijksacademie. Maar zoals iedereen heeft ook hij zwaar te lijden gehad van crisis van 1929. Hij had het toen wel even moeilijk, maar in principe was hij een goed verdienende schilder. Mijn vader hoefde hem dan ook niet te steunen. De pasteltekeningen van Amsterdam maakte hij allemaal tijdens de eerste wereldoorlog, toen de Nederlanders niet makkelijk meer naar het buitenland konden.
'Mijn vader heeft hem tot aan zijn dood in 1943 gekend. Monnickendam stierf aan een longontsteking. Hij was 69 en kon niet meer buiten werken. Een bevriende architect liet hem restauratietekeningen maken, eerst binnen, maar op een gegeven ogenblik ook buiten, in de winter. Hij liep een longontsteking op en toen was er nog geen penicilline, dus daar gingen mensen aan dood. Hij was wel joods, maar gemengd getrouwd, dus hij hoefde niet onder te duiken. In Arti mocht hij niet meer komen, maar zijn naam staat nog wel op de borden met 'verdienstelijke leden'.
'Monnickendam wordt nu wel beschouwd als 'de joodse schilder', maar dat is onzin. Hij was joods en hij heeft veel joodse onderwerpen geschilderd. Hij viel ook goed onder de joden; kreeg veel portretopdrachten en zo. Ook mijn ouders en grootouders zijn geportretteerd door Monnickendam. Hij had een belangrijke joodse clientèle.
'Het werk dat op deze tentoonstelling hangt, is allemaal gezichten op Amsterdam. Het zijn pasteltekeningen, want hij schilderde eigenlijk geen stadsgezichten. Hij schilderde, naast portretten, vooral gebeurtenissen, evenementen. Het enige olieverfschilderij dat hier tussen hangt is onlangs door de stichting gekocht in tel Aviv om aan het Amsterdams Historisch Museum te schenken. Het heet 'De ontvangst van de Lord Mayor in de Burgerzaal van het paleis op de Dam'. Monnickendam staat er zelf op, op de voorgrond nog wel. Ook zijn leerlingen en vrienden te zien en zijn vrouw en twee dochters.
'Het was een grote man, met een doordingende, luide stem. Een stem als een gong. Ik heb nog een tabaksdoos als herinnering aan hem. Hij rookte pijp, net als ik overigens. Hij kwam veel bij vrienden over de vloer en bij Arti was hij ook een geziene gast, mar voor het overige werkte hij erg hard. Hij heeft dan ook honderden schilderijen gemaakt. Alles bij elkaar zijn er zo'n 3300 werken van hem bekend.
'Een groot deel van de 58 pastels die de expositie vormen, komen uit mijn privébezit. Ik heb ze aan de stichting verkocht, want ik wordt ouder en ik wil een goed huis vinden voor mijn geliefde bezit. Ik heb ze nooit apart willen verkopen, alleen en bloc. Ik heb geen familie die het over kan nemen. In 1963 stierf mijn vader en heb ik de zaak onder zijn naam voortgezet. Ik woon al mijn hele leven in een mooi pand aan de Herengracht. Als deze tentoonstelling afloopt, ga ik met een aantal schilderijen op kleine schaal door in mijn eigen huis.

NIW, 1998