Lezingen 2021-23

Hieronder vindt u een groot aantal lezingen op mijn repertoire, thematisch en chronologisch geordend. Als u een lezing wilt organiseren, kunt u die aanvragen via Tijd/Ruimte. Als u een voorbeeld van een lezing wilt zien, vindt u dat hier en hier. Toegepaste kunst - design - kunstnijverheid Film en fotografie Kunst en sport Kunst en literatuur Kunst en muziek Kunst en erotiek Kunst en esoterie Kunst en exotiek Kunst en mythologie Kunst en eten drinken roken Kunst en vorsten Kunst en vrouwen Licht - kleur - beweging Kunst en geschiedenis Oudheid Middeleeuwen Renaissance Barok Romantiek Realisme, Impressionisme en Post-Impressionisme Symbolisme Expressionisme, Kubisme en Futurisme Constructivisme, Surrealisme en Magisch Realisme Naoorlogs bouwkunst en steden

Actualiteit

'The Crown': Engelse kroningen 1485-1953 Van de Tudors naar de Windsors loopt een lijn van veel ceremonieel: van koninklijke huwelijken, dopen, begrafenissen en vooral kroningen druipt een ijzeren traditie, die nog levend is dankzij kunstenaars en componisten. Bij de kroning van de tienjarige Richard II in 1377 werd voor het eerst de behoefte gevoeld aan spektakel om indruk te maken op het gemene volk. Sindsdien heeft dat spektakel gradueel gewonnen aan statigheid en prestige, zoals ongeëvenaard door andere monarchieën. Dit college laat de vorsten van opeenvolgende dynastieën zien en horen: van de vijf Tudors Hendrik VII en VIII, Eduard VI, Mary I en Elizabeth I; de zes Stuarts Jacobus I en II, Karel I en II, Mary II - met Willem III - en Anne; het zesdelige huis Hannover: George I, II, III, IV, Willem IV en Victoria; en de vijf Saksen-Coburg-Gotha'tjes Edward VII, George V en VI, Edward VIII en Elizabeth II. Aan de hand van Purcell, Turner, Händel, John Martin, Winterhalter, Saint-Saëns, Laurits Tuxen, Elgar en vele andere kunstenaars en componisten. Kunstvernietiging: van kopten, iconoclasme en beeldenstorm tot Taliban en IS De afgelopen jaren werd op vele plaatsen in de wereld gepoogd een volk te vernederen door zijn cultuur te vernietigen. Vooral godshuizen en religieuze monumenten zijn het doelwit. We zagen dat in het recente verleden in Joegoslavië, Mali, Afghanistan en Jemen, maar christenen en moslims trokken al vroeg in de geschiedenis een spoor van vernietiging door Egypte, Griekenland en Rome. Protestanten en katholieken deden het de Byzantijnen na. En ook Russische, Chinese en Cambodjaanse communisten gingen de Taliban en IS voor. De culturele Golfoorlog Qatar en de Verenigde Arabische Emiraten zijn verwikkeld in een culturele Koude Oorlog: de duurste kunstwerken ter wereld verdwijnen naar en de meest prestigieuze musea die worden neergepoot in Aboe Dhabi en Doha. Westerse architecten als Frank Gehry, Jean Nouvel en Rem Koolhaas en westerse musea als het Guggenheim en het Louvre verdienen fors aan de peperdure projecten. Zelfs de lage olieprijzen stellen nog geen grenzen aan de groei. Ondertussen mort het Arabische volk om de goddeloze verwestersing van hun sjeiks. Arnault vs. Pinault: De kunst van het grote geld Franse miljardairs vechten om de modernste kunstenaars Nog voor de brandweer de vlammen had gedoofd, bood miljardair François Pinault 100 miljoen euro voor de restauratie van de Parijs Nôtre-Dame. Dezelfde dag overbood zijn rivaal Bernard Arnault hem met 200 miljoen. Al sinds 1991 zijn deze twee superrijken verwikkeld in een tweestrijd die vooral  op het culturele vlak wordt uitgevochten – in Parijs en Venetië.

Toegepaste kunst - design - kunstnijverheid

Jugendstil in Darmstadt: de utopie van een moderne groothertog Rond 1900 bouwde de Hessische groothertog Ernst Ludwig, kleinzoon van Victoria, het provinciale Darmstadt om tot een hoofdstad van Art Nouveau, waar tientallen uitgenodigde kunstenaars modellen maakten voor de plaatselijke industrie: glas, keramiek, metaal en porselein. geheel in de gedachte van de Art Nouveau vervaardigden architecten, beeldhouwers en schilders schitterende, moderne kunstnijverheidsproducten 'in dienst van het volk', om het leven van de gewone man te verfraaien. Tegelijk bouwde hij op een heuvel in de stad een kunstenaarskolonie onder leiding van de Weense Secession-architect Josef Maria Olbrich. Dit jaar draagt Darmstadt deze Mathildenhöhe voor als Unesco-Werelderfgoed. Artikel van mijn hand uit 2001 met veel afbeeldingen te lezen op: http://tijdruimte.nl/artikelen/vorsten/ErnstLudwigDarmstadt Praag 1918: een nationale Art Nouveau Binnen het Habsburgse rijk was Praag in de 19e eeuw een bloeiende stad, maar de Tsjechen streefden naar nationale autonomie. Een onafhankelijke Tsjechische staat zou pas eind 1918 werkelijkheid worden, maar een nationaal bewustzijn bracht een aantal patriottische gebouwen voort (Nationaal Theater, Nationaal Museum), nationale muziek (Smetana, Fibrich, Dvořak, Janácek), een nationale kunst met een eigen avant-garde (kubisme) en een nationale Art Nouveau. Hier kwamen internationaal bekende kunstenaars uit voort, zoals Alphonse Mucha, wiens twintigdelige Slavisch Epos bedoeld was om de onafhankelijkheid dichterbij te brengen, en František Kupka, die na 1910 abstracte visioenen ging schilderen in Parijs. Praag zelf laat de Parijse invloed zien in de vorm van weelderige Art Nouveau-decoraties, kubistische gebouwen en uitzinnige beeldengroepen die rechtstreeks op Rodin zijn geïnspireerd. Van Kempen, JardinièreSchoonheid als levensnoodzaak: de Nederlandse Art Nouveau Tegen de zwierige lineaire stijl met bloemen, zweepslagen en weelderige versieringen werd een rationele, sobere variant in stelling gebracht die beter zou passen bij die de 'Hollandse volksaard'. De eerste vinden we vooral in Den Haag, met Gerrit Willem Dijsselhof en het atelier Arts & Crafts van Chris Wegerif en Johan Thorn Prikker, de tweede vooral in Amsterdam, onder de bezielende leiding van H.P. Berlage, met Jac. van den Bosch, Chris Verhoef en Jan Eisenloeffel als belangrijkste ontwerpers van 't Binnenhuis. Voornaamste inspiratiebronnen zijn Artis en Indië: van de toverachtige onderwaterwereld tot de even grillige vormen van batik, aangebracht op leer en perkament door Lion Cachet, Bertha Bake en Agathe Wegerif. Gaudí, Colonia Güell, BarcelonaBarcelona 1900: een Art Nouveau-totaalkunstwerk Nergens in Europa kwam zoveel artistiek talent bij elkaar om de nationale identiteit gestalte te geven als in Barcelona. De beroemde architecten Gaudí, Puig en Domenech werden bijgestaan door beeldhouwers als Llimona en Arnau, schilders als Casas en Utrillo, meubelontwerpers als Homar en Bosquets, decorateurs als Riquer, om van hun gebouwen totaalkunstwerken te maken. In het Palau de la Música Catalana werden de beeldende kunsten aangevuld met muziek van Pau Casals en Lluís Millet en poëzie van Jacint Verdaguer en Joan Maragall tot een kleurige kathedraal van glas en mozaïek. In het roemruchte kunstenaarscafé Els 4 Gats ontmoetten de vele kunstenaars, architecten, dichters en musici elkaar, van de oude Santiago Rusiñol tot de piepjonge Pablo Picasso. Tom WesselmanHaute couture: kunst en mode Mode bestond altijd al, maar Haute Couture werd eind negentiende eeuw in Parijs bedacht door de Engelsman Charles Worth. Zijn leerling Paul Poiret bedacht de ene baanbrekende mode na de andere, was de eerste met grootscheepse reclamecampagnes en liep bij de avant-garde op Montmartre de deur plat om schilderijen te kopen, maar ook om kunstenaars in te schakelen voor het ontwerpen van stoffen, affiches en parfumflessen. In de jaren twintig en dertig maakten vele modehuizen gebruik van de moderne kunst, van kubisme tot surrealisme. Salvador Dalí, Jean Cocteau en Marcel Duchamp maakten ontwerpen voor Schiaparelli. Ook de Russische kunstenaars Varvara Stepanova en Sonia Delaunay en de futurist Giacomo Balla wierpen zich op de mode. Na de Tweede Wereldoorlog betrokken nieuwe sterren als Dior kunstenaars als Matisse bij hun collecties en in de jaren zestig werden jurken bedrukt met motieven van Mondriaan, Andy Warhol en Magritte. In recente jaren zien we Mark Rothko, Keith Haring en allerlei andere iconen van de moderne kunst verschijnen op truien en ensembles. En modeshows zijn ware kunstmanifestaties geworden. Een wervelende geschiedenis van de banden tussen kunst en mode, vanaf Charles Worth tot Viktor & Rolf, via Sonia Delaunay, Elsa Schiaparelli, Max Ernst, Salvador Dalí, Piet Mondriaan en nog veel meer. Het verleden van de toekomst: Space Age - Space Look - Space Design De ruimterace tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten van 1957 tot 1969 was het aspect van de Koude Oorlog dat het meest tot de verbeelding sprak van de wereld en van kunstenaars, ontwerpers, architecten en filmers. Pop Art en Pop Design, maar ook haute couture (Pierre Cardin, Paco Rabanne en André Courrèges) en Oost-Europese architectuur namen de vorm aan van ruimtehelmen, maanlanders en raketten. Dick Bruna Nijntje Fernand LégerDick Bruna, de kunstenaar De internationaal beroemdste Nederlandse illustrator is zonder twijfel Dick Bruna. Hoewel weinig Nederlanders hem een modern kunstenaar zouden noemen, probeerde hij de moderne kunst van schilders als Fernand Léger, Matisse, Mondriaan en Picasso via zijn befaamde Nijntje-kleuterboeken te verspreiden. Picasso, Uil, 1949Gebakken beelden: keramische sculptuur Paul Gauguin was een van de eerste schilders die zijn ideeën vormgaf in vazen, potten en borden. Meteen daarna, in de Art Nouveau-periode, was het al een volwassen kunstvorm, vooral dankzij Nabi-kunstenaars als Pierre Bonnard en Edouard Vuillard. Latere kunstenaars als Picasso en Miró maakten gretig gebruik van de half artistieke en half decoratieve aspecten van keramiek. Celtic Revival: de Glasgow School of Arts en de Schotse kunst rond 1900 Een van de belangrijkste centra van Art Nouveau was Glasgow, waar een modern gestileerde variant ontstond onder leiding van Charles Rennie Mackintosh, met zijn vrouw, schoonzuster en zwager. De karakteristieke vierkantjes waarmee menige Tearoom werd gedecoreerd vonden eerst hun weg naar Wenen.

Film & fotografie

Ed van der Elsken, WaterloopleinEen Amsterdamse geschiedenis van de fotografie Fotografie is een kunst met een rijke geschiedenis. Al in de negentiende eeuw probeerden fotografen de schilderkunst te benaderen door zeer ingewikkelde technieken toe te passen op afdrukken, zodat het net schilderijen leken. Tegelijk vonden veel fotografen dat een kunstvorm was met een eigen esthetiek en eigen dynamiek, die in het atelier maar beter nog buiten gehanteerd moest worden. Hoewel de meeste ontwikkelingen zich in Frankrijk, Engeland, Duitsland en de Verenigde Staten voordeden, speelde zich een rijke ontwikkeling af in Amsterdam. Zowel de pittoreske oude stad als de dynamische uitbreiding en industrie rond 1900 werden vastgelegd door Jacob Olie, George Hendrik Breitner, Bernard Eilers en Pieter Oosterhuis. Tijdens en na de bezetting richtten Cas Oorthuys, Emmy Andriesse, Eva Besnyö, Philip Mechanicus en Dolf Kruger hun camera op het leven in Amsterdam, met name in de oude Jodenbuurt en Nieuwmarktbuurt. Ook de Amerikaanse fotograaf Leonard Freed, die werkte voor het legendarische fotobureau Magnum, hield van Amsterdam: hij woonde er gedurende de jaren vijftig en zestig en publiceerde Joods leven in Amsterdam in 1958 en Amsterdam in 1964. De vele uiteenlopende rellen tussen 1965 en 1980 maakten Amsterdam tot een slagveld voor fotojournalisten, die meteen de verdwijnende stad vastlegden, zoals rond de Nieuwmarktrellen in 1975. Ad Windig, Bert Nienhuys en Pieter Boersma schreven die geschiedenis. Fotografie en film in de vroege Sovjet-Unie Alles kon in de beginjaren van de Sovjet-Unie en kunstenaars, dichters en componisten legden een grote belangstelling voor techniek aan de dag om de Nieuwe Maatschappij mee vorm te geven. Met het constructivisme konden film en fotografie de ongeletterde massa op een moderne, laagdrempelige manier bereikt worden.

Kunst en sport

André Lhote, Rugby, PompidouSport in de kunst 1910-1940 Nooit waren sport en kunst zo verweven als in de jaren van de historische avant-garde. Voor moderne kunstenaars was sport een uitdrukking van een nieuwe, dynamische eeuw. Snel bewegende kleurvlakken in de vorm van atleten of voetballers was favoriet bij futuristen en constructivisten, terwijl bijvoorbeeld boksen meer aansloeg bij expressionistische schilders. De nobele vechtkunst De 'moeder van alle sporten' was voor Grieken en Romeinen ongetwijfeld worstelen, met boksen als goede tweede. Beide sporten werden pas in de achttiende eeuw weer professioneel beoefend, eerst in Engeland en vervolgens, begin negentiende eeuw op het continent. Lezing over oorsprong en ontwikkeling van onze moderne fascinatie voor de Griekse oersporten. Volg de ontwikkeling van worstelen en boksen in kunstwerken, van de legendarische wedstrijd tussen de Grieken Kreugas en Demoxenos tot die tussen Max Schmeling en Joe Louis. Meer informatie Zo ziet dit college er vooraf opgenomen uit. Olympia De herleving van de Olympische Spelen was een streven naar het Griekse beschavingsideaal, volgens welk een gezond, evenwichtig geproportioneerd lichaam de uitdrukking was van waarheid, deugdzaamheid, oprechtheid, kortom alles wat goed is in een beschaving. Baron Pierre de Coubertin was een van de velen die streefden naar eenzelfde ideaal in de moderne samenleving. Van 1912 tot 1948 werden op de Olympische Spelen ook medailles uitgereikt aan schilders, beeldhouwers, architecten, componisten en schrijvers die zich door sport lieten inspireren. Omdat alle politiek was in die jaren, werd ook sport ingezet als politiek instrument: niet alleen de Spelen van 1936 in nazi-Berlijn en de alternatieve, ‘democratische’ Spelen in Barcelona, maar er werden internationale socialistische Spelen gehouden, communistische (de Spartakiade) en joodse (de Maccabiade). Kunstenaars leverden enthousiast bijdragen, zoals de tentoonstelling die in 1936 in Amsterdam werd gehouden onder de macabere titel D.O.O.D. – De Olympiade Onder Dictatuur.

Kunst en literatuur

Na Brueghel: Spreekwoorden en uitdrukkingen op zeventiende-eeuwse schilderijen Van de circa tachtig spreekwoorden en gezegden op Pieter Brueghels befaamde schilderij wordt een deel nog altijd gebezigd. Een aantal vond in de zeventiende eeuw zijn weg naar Noord-Nederlandse embleemboeken, waarin spreuken met plaatjes en versjes werden gecombineerd tot wijsheden, met name over de liefde. Op het oog alledaagse scènes op schilderijen van Jan Steen, Frans van Mieris, Gabriël Metsu en vele anderen blijken verborgen vermaningen te bevatten die destijds  voor iedereen duidelijk waren. Ossian, de Homerus van het noorden Wellicht de beroemdste hoax uit de wereldliteratuur was de publicatie van Fragments of ancient poetry, collected in the Highlands of Scotland, and translated from the Gaelic or Erse language. Al snel bleek de auteur een Schotse historicus te zijn die oude legenden had samengevoegd en uitgebreid, maar het succes was er niet minder enorm om. Na Schotland veroverde Ossian de Britse eilanden en vervolgens het Europese vasteland, waar met name Napoleon in Ossian het noordelijke equivalent van Homerus zag. De beste schilders waagden zich aan de Keltische legenden en tot ver in de negentiende eeuw zagen dito composities van Schubert, Gade en Brahms het licht. Shakespeare-verering In april 1616 overleed Shakespeare. De brede Shakespeare-verering kwam pas eind achttiende eeuw in Engeland en in de negentiende op het continent. Uitgerekend schilders en componisten van de Franse Romantiek sloten de bard in de armen, terwijl er nog geen letter was vertaald. Shakespeare: Romeo en Julia West Side Story is een van de succesvolste bewerkingen van Shakespeares klassieke liefdesdrama Romeo en Julia. Al veel eerder was de gedoemde tienerliefde tegen een achtergrond van moord, familievetes, duistere passie en zelfmoord een populair gegeven voor kunstenaars en componisten. Deze lezing het hele verhaal aan de hand van schilderijen en symfonieën, opera, ballet, film en musical, van Berlioz en Delacroix, via Gounod en Turner tot Prokofiev en natuurlijk Leonard Bernstein. Shakespeare: Twelfth Night Twelfth Night, in het Nederlands vertaald als Driekoningenavond, brengt u het betoverende verhaal over de ingewikkelde liefdesverhouding van een hertog, een weduwe en een jonge dame die zich voor deed als schone jongeling. Het speelt zich af aan het legendarische hof van de Hertog van Orsino in Illyrië. Natuurlijk zijn ook de andere spelers geslepen, sluw, pompeus of zelfs dronken… Don Quichot in de kunst 1616-2016 Miguel Cervantes, gestorven op dezelfde dag als Shakespeare in 1616, wilde een parodie maken op de ridderroman, in zestiende- en zeventiende-eeuws Spanje ongebreideld populair. Vooral negentiende-eeuwse kunstenaars herkenden zich in de eenzame lezer, in wie een strijd woedt tussen platte werkelijkheid en hoge verbeeldingskracht. Het boek werd een favoriete roman van de Verlichting, want Don Quichot ziet zijn dwaling in en dit beschouwde men als bekering tot de rede. Cervantes werd daarom bewonderd als 'verlichte' bestrijder van feodaliteit en bijgeloof. In de Romantiek werd Don Quichot geactualiseerd als eigentijdse martelaar in de strijd tegen burgerlijkheid en conventie. Kunstenaars gaan zich identificeren met de moedige en eenzame ridder. Don Quichot is een sympathieke idealist, die de reuzen van zijn tijd bestreed en wiens tragische kanten worden benadrukt, een alter ego van de romantische kunstenaar. In de twintigste eeuw wordt Don Quichot zowel een belichaming van Spanje als een kinderboek. De Romantische opvatting leeft nog voort in het Surrealisme (Dalí) en in de musical Man of la Mancha, waarvan de hit 'To dream the impossible dream' perfect de actuele waarde samenvat van Don Quichot als idealist die zijn dromen wil verwezenlijken. Salammbô! Een multimediale lezing over de spectaculairste roman van de negentiende eeuw. Salammbô is een vuistdikke roman van Gustave Flaubert uit 1862, vol wreedheid en erotiek, liefde en oorlog. Tegen de historische achtergrond van de Huurlingenoorlog tegen Carthago (240-237 v. Chr.) sleept Flaubert de lezer mee in een orgie van bloeddorstige opstandelingen, sensuele tempeldienaressen, wrede mensenoffers, zinderende woestijnhitte en gewelddadige afgoderij. Flaubert maakt van het historische gegeven een strijd tussen een beschaving en onderdrukte groepen, ‘de Barbaren’, de een vertegenwoordigd door de slimme generaal Hamilcar Barca, de ander door de nobele Galliër, de sluwe Griek en de duistere Numidiër. Daarnaast is Salammbô voornamelijk een exercitie in sensueel en gewelddadig oriëntalisme. Beruchte scènes zijn de naaktdans met de slang, de kinderoffers aan Moloch en de diefstal van de heilige Zaïmph. De beschreven Carthaagse kostuums beïnvloedden de mode in Parijs, en de tientallen herdrukken van de afgelopen 150 jaar gaven evenveel kunstenaars gelegenheid tot duister exotische illustraties. Behalve vele schilderijen en beelden van de priesteres Salammbô en haar barbaarse geliefde Mâtho heeft het boek ook zes opera’s en twee films voortgebracht. Opera en film komen samen in de ariascène in Citizen Kane van Orson Welles. Michel Didier volgt het verhaal van Salammbô aan de hand van kunstwerken, illustraties, strips, opera- en filmfragmenten.

Kunst en muziek

Ballets Russes: Parade, 1917Esprit Nouveau 1917: Parade Op 18 mei 1917 vond de première plaats van Parade, de nieuwste productie van de Ballets Russes. Serge Diaghilev had de financiële steun verkregen van de crême de la crême van de rijke adel en hoge bourgeoisie in Parijs, waar zijn gezelschap na twee jaar bivak in Spanje was teruggekeerd. Het nieuwe ballet was bedoeld als benefietvoorstelling voor de oorlogsinvaliden van het front in de oostelijke Ardennen, waar ook Jean Cocteau gelegerd was. Het was tevens het eerste moderne ballet van Diaghilev, waarvoor Pablo Picasso kubistische decors en kostuums ontwierp, Erik Satie carnavaleske muziek schreef en Jean Cocteau een verhaal van niets verzon, in de eerste plaats bedoeld om de Amerikanen aan Franse zijde aan de oorlog deel te laten nemen. Kortom, alle ingrediënten waren aanwezig voor een oeuvre-choc en een succès de scandale. Het publiek stond recht overeind, gechoqueerd door het 'Duitse' kubisme en het nonsensicale ballet, tot oorlogsgewonde Guillaume Apollinaire het podium beklom. Hij schreef in de inleiding over de Esprit nouveau van Parade, wat het motto van de jaren twintig zou worden, en over een 'surréalisme'. Jan van Eyck en de muziek aan het Bourgondische hof Voor Filips de Stoute, Jan zonder Vrees, Jan de Goede, Karel de Stoute en Maria de Rijke werkten tal van kunstenaars die we rekenen tot de 'Vlaamse Primitieven', de Renaissance van het Noorden, van Rogier van der Weyden tot Hans Memling. Maar ook muziek genoot aan het praalzieke hof een bijzondere belangstelling: Gilles Binchois, Robert Morton, Guillaume Dufay en Antoine Busnois genoten internationaal veel aanzien. Muzikale schilderkunst en beeldende muziek over het streven naar abstracte kunst met een beroep op de muziek: kleur en harmonie, lijn en melodie. Van de harmonische kleuren van Delacroix en Whistler tot de melodische lijnen van Klimt en Matisse; van de klankkleur van Ravel tot de programmamuziek van Liszt en Strauss De vergelijking tussen muziek en beeldende kunst is al oud. Maar waar in de achttiende eeuw uit die vergelijking steevast de conclusie werd getrokken dat kunst en muziek nou eenmaal nooit samen konden gaan omdat de een voor de ogen was en de ander alleen voor de oren, daar groeien beide kunstvormen in de negentiende eeuw naar elkaar toe. Je zou zelfs kunnen zeggen dat het streven naar versmelting een van de kenmerken is van de moderne tijd. Kleur, lijn, harmonie en melodie worden zelfstandige elementen: uiteindelijk kan een schilderij het zonder voorstelling stellen en heeft een compositie geen tooncentrum meer nodig. De schilderkunst maakt zich los van de puur zintuiglijke waarneming, om steeds meer en beter de innerlijke, onzichtbare zijde van de wereld (buiten en binnen de kunstenaar) te laten zien. De schilderijen van Delacroix, Whistler en Matisse worden ‘muzikale schilderijen’ genoemd, omdat muziek zich niet op de waarneembare werkelijkheid oriënteert. Veel componisten nemen juist niet langer genoegen met de vage, abstracte aard van de muziek. Ze betrekken er een buitenmuzikale werkelijkheid in. De programmamuziek is beeldende of verhalende muziek: Liszt bedenkt de ‘symfonische gedichten’, Moessorgski, Rachmaninoff, Saint-Saëns, Debussy en vele anderen proberen schilderijen te ‘vertalen’ in muziek. Kunst in beweging en muziek in de ruimte over tijd en beweging in de beeldende kunst en ruimtelijkheid in de muziek. Van dans in de schilderijen van de Futuristen, de vierde dimensie van de Kubisten en Theo van Doesburg tot de stereo- en quadrofonische effecten van Berlioz en Bartók Onze moderne tijd, dat wil zeggen de afgelopen twee eeuwen, heeft een specifieke opvatting van tijd en ruimte, die onder andere bepaalt hoe we kunst en muziek maken en genieten. In vroeger eeuwen stond het overzicht over de wereld voorop. Linnaeus kon een systeem bedenken waar de hele natuur overzichtelijk in kon worden ondergebracht, zelfs de soorten die nog niet waren ontdekt. Schilderkunst was natuurlijk in die visie het meest geschikt om de wereld mee uit te drukken: de schilder bracht alles wat belangrijk was bij elkaar, zodat het publiek dat in één oogopslag kon ervaren. Rond 1800 verandert die visie en sindsdien is overzicht minder belangrijk dan opeenvolging. In die tijd ontstaat bijvoorbeeld de geschiedwetenschap. Vanzelfsprekend wordt muziek beter gewaardeerd. Beethoven vertaalt Hegels geschiedsopvatting naar muziek: twee thema’s (these en antithese) wisselen elkaar niet alleen af, maar doordringen elkaar totdat ze met elkaar versmelten tot een derde thema, de synthese. Niets keert terug in zijn oorspronkelijke gedaante. Andere componisten betrekken de ruimte in hun composities. Berlioz berekent nauwkeurig de afstand waarop een bepaald instrument tot ontwikkeling komt en snijdt compositie toe op de ruimte waarin ze ten gehore worden gebracht. Voor het Requiem verdeelt hij vier extra blaasorkesten over de kerk. Bartók streeft een zelfde ruimtelijk effect na in Blauwbaards Burcht. Componisten als Kagel en Stockhausen proberen steeds andere verbanden te leggen tussen muziek en ruimte. Aan de andere kant proberen kunstenaars de tijd, bijvoorbeeld in de vorm van procesmatigheid, in schilderijen te verwerken. In Parijs, Rusland en aan het Bauhaus verzinnen kunstenaars methoden om beweging in de kunst te brengen. Thought-Forms, 1905, Gounod, Soldatenkoor uit FaustDe klank van de kosmos: symbolisme, mystiek en abstractie Over de invloed van mystieke bewegingen als de theosofie op het ontstaan van ‘muzikale schilderijen’. Van de visioenen van Skrjabin tot de Foxtrots van Mondriaan en de kosmische doeken van Yves Klein Het symbolisme is de eerste grote poging om het onzichtbare uit te beelden. De zeggingskracht van de muziek dient als metafoor voor de naar het abstracte neigende schilderkunst. Sommige componisten maken schilderijen bij hun muziek, zoals Ciurlionis, andere introduceren licht en kleur in de muziek om tot een totale begoocheling van de zinnen te komen (Skrjabin). Tot ver in de twintigste eeuw worden lichtorgels en aanverwante apparaten ontworpen. Luisterend naar muziek komen kunstenaars als Georgia O’Keeffe, Paul Klee, Franz Marc en in Nederland Janus de Winter tot abstracte schilderijen. De ‘klank van de kosmos’ heeft een abstracte organische vorm, evenals het ritme van de natuur. De theosofie en andere mystieke bewegingen bieden handvatten voor schilders vanwege de zingeving aan vormen en kleuren. Klankkleuren van de avantgarde: van kubisme tot Op Art Van de relatie tussen Kandinsky en Schönberg, de op Picasso geïnspireerde klankblokken van Lourié tot Jacob van Domselaers ‘Proeven van Stijlkunst’ en de op het netvlies vibrerende ‘resonanties’ van Vasarely Bijna alle avant-garde-schilders van begin twintigste eeuw gebruiken een ‘muzikale’ werkwijze of muzikale vorm om tot abstracte schilderijen of een weergave van licht, kleur of beweging te komen. Vooral de Expressionisten, die het innerlijk der dingen schilderen, zoeken aansluiting met de muziek. Van Gogh vergeleek tonen met kleuren; De schreeuw van Edvard Munch is geluid, vastgelegd in verf. Schilders als Paul Klee, Oskar Kokoschka en Johannes Itten kwamen dichter bij een muzikale schilderkunst dan ooit voor mogelijk was gehouden. Vassily Kandinsky begon op latere leeftijd te schilderen, na het horen van Wagners Lohengrin. Zijn schilderijen, getiteld Impressies, Improvisaties of Composities, zijn muzikaal gecomponeerd. Uiteindelijk, in 1910, laat hij de voorstelling helemaal los en ontstaat het eerste abstracte schilderij. In Arnold Schönberg zag Kandinsky een geestverwant: “Hij heeft voor de muziek gedaan wat ik voor de schilderkunst heb gedaan.” Ongeveer gelijkertijd verliet Schönberg het vaste tooncentrum in de muziek, om een grotere vrijheid tot uitdrukking te verkrijgen. Beiden leverden bijdragen aan het Expressionistische tijdschrift Die Blaue Reiter en beiden schreven theaterstukken waarin muziek, licht en kleur een belangrijke plaats innemen. De Russische componist Lourié maakt klankblokken, geïnspireerd op het Cubisme van Picasso. Luigi Russolo maakt Futuristische muziek en muziekinstrumenten die ‘puur geluid’ voortbrengen. Jacob van Domselaer ‘vertaalt’ Mondriaans composities in Proeven van Stijl-kunst, terwijl Mondriaan zelf liever naar jazz luistert. De jaren vijftig en zestig staan in het teken van het zoeken naar de klank van de kosmos: zowel mystiek geïnspireerde kunstenaars als Yves Klein als pure formalisten als de Op Art-kunstenaars maken abstracties die ‘resoneren’ of beweging in ruimte of tijd suggereren. Verlichting en verlossing: de mystieke drang naar het totaalkunstwerk Het totaalkunstwerk, een kunstwerk waarin verschillende kunstvormen tegelijk appelleren aan verschillende zintuigen, is gedurende de afgelopen twee eeuwen gemeengoed geworden; de technische mogelijkheden hebben multimedia-installaties tot alledaagse verschijnselen gemaakt. Bij alle nadruk op de technische, formele aspecten is de aard van het totaalkunstwerk echter ondergesneeuwd geraakt: waarom moeten kunstvormen die op zulke uiteenlopende zintuigen als ogen en oren inwerken eigenlijk versmolten worden in één kunstwerk? Het totaalkunstwerk als ideaal was een streven naar de oneindigheid, een oplossing van alle dichotomieën van het moderne tijdsgewricht in een herstel van verloren gegane eenheden: tussen verleden en heden, tussen heden en toekomst, tussen lichaam en geest, tussen de verschillende kunsten, tussen de verschillende zintuigen, tussen het aardse en het hemelse, het menselijke en het goddelijke, tussen subject en object en tussen de kunstenaar en het publiek, de mensheid. Het totaalkunstwerk is dus een product van de wil van de kunstenaar, de wil tot verlossing van het individu en verlichting van de wereld. Schilderkunst, muziek, poëzie en alle andere kunsten moeten vereenzelvigd worden om een oerervaring te bewerkstelligen: het gevoel van eenheid met het Al, in een poging al de als vervreemdend ervaren dualiteiten van de moderne wereld te overbruggen. Versmelting der kunsten begin twintigste eeuw: balletten in Parijs De versmelting van schilderkunst, poëzie en muziek is al een oud streven. In de Romantiek ontstaat het als een bewust streven naar de vermenging van de zintuigen; schilderijen worden muzikaal, muziekstukken worden beeldend. De opera als totaalkunstwerk van de hand van Wagner en Debussy vormt het voorlopig hoogtepunt van deze ontwikkeling. Tussen 1910 en 1930 komen poëzie, beeldende kunst en muziek daadwerkelijk samen in Parijs: een aantal balletgezelschappen, waarvan de Ballets Russes van Diaghilev het bekendste is, dingen om de gunst van het publiek met zo exotisch of modern mogelijke producties: schilders, componisten en dichters van de avant-garde werkten samen aan roemruchte balletten, waarvan nog foto's, ontwerpen en zelfs film over zijn. De muziek werd verzorgd door Stravinsky, Debussy, Ravel, Milhaud, Satie en Prokoviev; decors en kostuums door Picasso, Léger, Delauny, Matisse en De Chirico; libretti door Cocteau, Cendrars en Pirandello. Tot 1930 bloeien deze modernistische totaalkunstwerken; dan neemt de film deze voortrekkersrol over. In experimentele film in de jaren twintig, dertig, veertig en vijftig zoeken kunstenaars naar een nieuwe samenhang tussen ruimte- (beeldende) kunst en tijdkunst (muziek). Van kunst en muziek tot beeld en geluid Over multimedia als twintigste-eeuws totaalkunstwerk Pas in de jaren zestig worden de traditionele scheidingsmuren tussen beide kunsten definitief geslecht. Fluxus legt nieuwe verbanden tussen muziek en schilderkunst. Kinetische (beweegbare) sculptuur geeft een nieuw verband tussen tijd en ruimte. Voor de Expo ’58 in Brussel realiseren de architecten Le Corbusier en Jannis Xenakis voor het Philipspaviljoen een gestolde muzikale vorm. De experimentele componist Edgard Varèse voorziet het van een passende geluidsambiance. Xenakis zegt daarop de bouwkunst vaarwel en wordt componist. Inmiddels is video de film opgevolgd als medium om oren en ogen gelijktijdig te bestoken. Na een eerste generatie kunstenaars en componisten die zich met video ging bezighouden, is nu een generatie pure videokunstenaars groot gegroeid die beeld en geluid, tijd en ruimte, muziek en beeldende kunst niet uit elkaar hoeft te houden. De eerste generatie videokunstenaars is afkomstig uit een andere discipline. De Koreaan Nam June Paik is musicus als hij bij Fluxus in de jaren zestig zijn TV-Cello laat bespelen door een naakte Charlotte Moorman. De Amerikaan Gary Hill is beeldhouwer totdat hij de video ontdekt om daar beweeglijke, etherische sculpturen mee te maken. Heden ten dage is er een enorm aantal moeilijk anders te plaatsen kunstenaars die video gebruiken om een gelijktijdigheid of een synthese van beeld en geluid te bewerkstelligen. Bill Viola maakte beelden bij een elektronische compositie van Edgard Varèse: Déserts/Deserts. Eddie D. en Peter Bogers laten montage van beeld en geluid samenvallen tot een ritme dat de zintuigen gelijktijdig bestookt. Bill Spinhoven laat de tijd op de ruimte indringen en vervormt beide gelijktijdig met zijn Timestretcher. Het is het einde van een eeuw die met Einsteins relativiteitstheorie begon.

Kunst en erotiek

Erotiek: de kunst van het verleiden Naakt in de kunst is van alle tijden, maar er zijn veel manieren en redenen om een naakt lichaam weer te geven - reden voor veel rellen! Ook voor een zinnelijk naakt bestaan uiteenlopende motieven. De uitbeelding van seks kent eveneens een lange geschiedenis, als pornografie, maar ook als vruchtbaarheidsrite, als voorbeeld voor kroonprinsen, als ritme van de kosmos, als middel tegen de overgang, als manier om vijanden belachelijk te maken, enzovoort. En de taboes op het uitbeelden van naakt en seksualiteit lijken alleen maar toe te nemen.
lezingen erotiek
Amadeo Modigliani, Naakt, 1917
Kunst en taboe. Aanstoot, censuur en onzedelijkheid Taboes zijn er om doorbroken te worden, en dat is door de eeuwen heen dan ook keer op keer gedaan. Maar wat in de ene eeuw taboe is, is in een ander tijdperk de gewoonste zaak van de wereld. De Romeinen kenden een probleemloze omgang met zowel naakt als uiteenlopende seksuele voorkeuren, die nog niet zo lang geleden als perversiteiten golden. In de Gouden Eeuw golden strenge regels op het gebied van de openbare zedelijkheid, maar Rembrandt kon niettemin prenten maken van een plassende vrouw en een copulerende monnik. Veel genreschilderijen bevatten nauwelijks verholen seksuele symboliek. Wat Titiaan in 1538 wel mocht, mocht Manet in 1863 niet meer: een naakte courtisane afbeelden, uitgestrekt op een bed, de beschouwer frank aanziend. In het hooggesloten Victoriaanse tijdperk bloeiden pornografie en erotische kunst als nooit tevoren; kunstenaars als Klimt en Schiele raakten in de problemen door hun vrijmoedige uitbeeldingen van het vrouwelijk lichaam. Ook de beeldhouwer Brancusi moest zich voor een rechtbank verantwoorden. En vele Nederlanders namen in de jaren vijftig aanstoot aan 'onwelvoeglijke' oorlogsmonumenten. Ook in ons 'vrije' tijdsgewricht bestaan er nog taboes in de kunst: je kunt niet alles zomaar afbeelden - het aantal rellen en opstootjes rond openbare monumenten en fototentoonstellingen is opvallend groot. Michel Didier doorkruist de kunstgeschiedenis en werpt een nieuw licht op bekende, maar ooit aanstootgevende kunstwerken, maar diept ook massa's verrassende schilderijen, prenten en beelden uit de rijke historie op.

Kunst en spiritualiteit

Moderne kunstenaars en de kerk Henri Matisse (1869-1954) ontwierp aan het einde van een onkerkelijk leven een schitterende, beroemde kapel die hij zijn 'meesterwerk' noemde. Het was slechts een van een reeks moderne kerken waar moderne kunstenaars bijgehaald werden door de Dominicaner monnik Marie-Alain Couturier. Na 1945 realiseerde hij een kerk en een klooster van Le Corbusier, twee kerken waar moderne kunstenaars als Matisse, Léger, Chagall en Lipchitz aan te pas kwamen en gaf hij de stoot tot de bouw van de befaamde Rothko-kapel in Houston van Philip Johnson, met schilderijen van Mark Rothko en een obelisk van Barnett Newman, in opdracht van het Franse oecumenische echtpaar De Menil. Ook elders in Europa en Amerika brak de moderne kunst door in kerken en synagogen, van Coventry Cathedral en St. Paul's in Engeland tot de Rotterdamse Laurenskerk en de Paaskerk in Zaandam; van de dom van Keulen en de Gedächtniskirche in Berlijn tot de glazen van Chagall, Cocteau, Matisse, Léger en Braque. Kabbala in moderne kunst en architectuur Toen de christelijke religie inboette aan relevantie voor intellectuelen en kunstenaars eind 19e eeuw, vormde de kabbala een bestanddeel van alternatieve verklaringsmodellen als theosofie en Rozenkruisers. Vooral de kunstenaars die streefden naar ‘sublieme’, allesomvattende en –verklarende schilderijen vonden baat bij het ontraadselen van de wereld, het zoeken naar zingeving, het rituele pad naar de verlossing en het harmonisch opheffen van de dualiteit van goed en slecht. Vooral de theosofisch belezen Piet Mondriaan vond in dit opzicht grote weerklank bij jonge Amerikaanse kunstenaars van veelal Europees-joodse herkomst, van wie tot voor kort werd aangenomen dat ze zich met pure vorm en materie bezighielden. Maar, zoals Mark Rothko zei: “The people who weep before my pictures are having the same religious experience I had when I painted them.” De meeste schilders uit de zogenaamde New York School van Colorfield Painting zijn schatplichtig aan Mondriaans schilderijen van een toekomstige wereldharmonie. “The painter is concerned . . . with the presentation into the world mystery. His imagination is therefore attempting to dig into metaphysical secrets. To that extent, his art is concerned with the sublime. It is a religious art which through symbols will catch the basic truth of life.” Dit schreef Barnett Newman, een van de baanbrekers van de moderne Amerikaanse kunst in een manifest (met Mark Rothko en Adolph Gottlieb) tussen 1943 en 1945. Newman brak in 1948 door met schilderijen met grote eenkleurige vlakken, doorsneden door verticale lijnen die hij zips (ritsen) noemde. Hij werkte vanaf 1945 in series met eenzelfde naam, zoals Onement, ontleend aan de strevingen van de kabbala, hoewel individuele schilderijen ook joodse titels droegen, zoals Adam en Eve (1950), Uriel (1954) en Abraham (1949). Openlijk kabbalistisch is zijn sculptuur Zim-zum (Tsim-tsum), twee bronzen zig-zagplaten die in een hoek ten opzichte van elkaar staan als wanden, oorspronkelijk bedacht voor een nooit uitgevoerd synagoge-ontwerp. Ook in de bouwkunst is kabbala populair, vooral sinds de (joodse) filosoof Jacques Derrida het Deconstructivisme lanceerde. De gelijknamige stroming in het postmodernisme laat als het ware uiteengevallen gebouwen zien, van de Amerikaans-joodse architecten Stanley Tigerman, Frank Gehry, Louis Kahn, Daniel Libeskind, Richard Meier, Steven Holl en Peter Eisenman, die toegeven dat ze de kabbala hebben bestudeerd. In Meiers Jubileumkerk in Rome, Holls Chapel of St. Ignatius in Seattle, de uitbreiding van het Contemporary Jewish Museum van Daniel Libeskind in San Francisco en The Shard van Renzo Piano in Londen schijnt het licht door de fragmenten.
Kabbala
Barnett Newman, Adam 1951-52
Kunst en esoterie Spiritualiteit is geen alleenrecht van Aziatische culturen, maar speelt in het Europese denken sinds de middeleeuwen een belangrijke rol. Regelmatig zelfs een overheersende rol, zoals aan het hof van de Habsburgse keizer Rudolf II, waar vele kunstwerken nog van getuigen. Vanaf de achttiende eeuw is het gedachtegoed van de Vrijmetselaars terug te vinden in gebouwen, voorwerpen en kunstwerken. Eind negentiende eeuw is de kunstwereld doordrenkt van esoterie. De abstracte kunst en de atonale muziek zijn zelfs niet goed denkbaar zonder de invloed van de theosofie, de Rozenkruisers en andere mystieke bewegingen op Kandinsky, Kupka, Mondriaan en Skrjabin. De antroposofie van Rudolf Steiner is vooral terug te vinden in de bouwkunst. Ook veel naoorlogse kunstenaars zijn op zoek naar 'de klank van de kosmos' of het nirwana: in het werk van Yves Klein, Mark Rothko, John Cage en Karlheinz Stockhausen staat de spiritualiteit voorop. Het spirituele pad van Mondriaan De rood-geel-blauwe schilderijen kwamen niet uit de lucht vallen, maar waren resultaat van een 25-jarige zoektocht naar de essentie van natuur en leven, van de kosmos en de ziel. Piet Mondriaan ging schilderen vanuit een spirituele overtuiging, eerst met een calvinistische invalshoek, later met de universelere blik die de theosofie hem bood. In landschappen, bloemstillevens en portretten probeerde hij tot het diepste wezen door te dringen. in deze lezing over Mondriaan vóór de abstractie komen ook theosofisch geïnspireerde kunstenaars als Gauguin en Kandinsky en architecten als Lauweriks en De Bazel voorbij. De fabelachtige Orde der Tempeliers Gesticht tijdens de Kruistochten om pelgrims in het Heilige Land te beschermen, groeide de militaire monnikenorde van de Ridders van Christus en de Tempel van Salomo uit tot een geduchte tegenstander van de islam én tot eerste bank van Europa. Toen de jaloerse en failliete koning van Frankrijk ze op vrijdag 13 oktober 1307 liet arresteren wegens ketterij, begonnen de fabels en legenden over hun rijkdom, over de gevonden Ark des Verbonds en de Heilige Graal en over hun ondergrondse, mystieke bestaan waar uiteindelijk de Vrijmetselaars uit voortkwamen... Een lezing vol geschiedenis, kunst, roddel en achterklap. Drinken als een tempelier, vrijdag de 13e, Dan Brown... 1914-18: Heiligen en Engelen tegen het Kwaad In beeld en muziek is de Eerste Wereldoorlog een opmerkelijk christelijke oorlog geweest, waarbij alle strijdende partijen God, Christus, engelen en geharnaste heiligen inzetten in de propagandaslag tegen het Kwaad ofwel de tegenstander. Gaandeweg maakte het patriottische tromgeroffel met Sint Joris, Sint Michaël en Jeanne d'Arc plaats voor treurnis en rouw om de offers in de gedaante van pietà's en kruisigingen. Het leverde vele schitterende glasramen op en indrukwekkende requiems. College met muziek van onder anderen Max Reger, Lili Boulanger en Edward Elgar. Rudolf Steiner en de moderne kunst De wetenschapper, filosoof en kunstenaar Rudolf Steiner geldt als een van de invloedrijkste hervormers van de twintigste eeuw. Als hoofd van de Duitse Theosofische beweging begon hij met de Antroposofie. Steiners gedachtegoed was inspiratiebron voor vele grote kunstenaars, onder wie Piet Mondriaan, Wassily Kandinsky en Joseph Beuys. Ook wordt hij gezien als grondlegger van de organische architectuur met zijn spectaculaire Goetheanum in Zwitserland.

lezingen 8 Kunst en exotisme

China en de chinoiserie Sinds Marco Polo’s wonderbaarlijke reis oefent China een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit op de Europeanen. Handelscontacten leverden veel informatie op over hoe China er uitzag, maar Europa schiep een eigen China, in rococo-paleizen, Romantische tuinen, slotparken en optegels en reclameaffiches. De smaak voor draken en pagodes: een confrontatie van oost en west. Mooi Indië De schilders van Bali, de Boroboedoer, de sawa's, de Merapi, de legong-danseressen en de dessa's Tijdens de VOC-jaren 1602-1798 gingen er geen kunstenaars naar Indië om de schoonheid van land en bevolking vast te leggen. In de romantische periode kwam er belangstelling voor de schoonheid van het landschap, de uitbarstende vulkanen, de fraaie situering van landhuizen, dorpsgezichten en de ruïnes van hindoe-Javaanse oudheden. Vooral de landschappen van Antoine Payen, de heftige jachttaferelen van Raden Saleh (de eerst bekende Indische schilder, opgeleid in Duitsland) en de portretten van Jan Daniel Beynon zijn kenmerkend voor de Indische schilderkunst van de negentiende eeuw. De eerste helft van de twintigste eeuw is de periode van de zogenaamde 'Mooi Indië-stijl' met vaste ingrediënten: zon, bergen, palmen, sawahs en dorpstaferelen. ‘Mooi Indië-schilders’ slaat op een tamelijk grote groep schilders die voornamelijk de fraaie landschappen en schilderachtige bevolking van Java en Bali schilderden voor de Nederlandse kolonialen, commerciële schilders zonder academische opleiding: Ernest Dezentjé, Carel Dake, Leo Eland, Willem Dooijewaard, Menno van Meeteren Brouwer, Willem Jan Pieter van der Does, Hal Wichers, Frits Ohl, Jan Poortenaar en Gerard Willem Adolf. De natuur en cultuur van Bali en vooral de sierlijke Balinese danseressen staan volop in de belangstelling van academisch opgeleide schilders als Wim Hofker, Hendrik Paulides, Isaäc Israels, Charles Sayers, Rudolf Bonnet, Piet Moojen, de Duitser Walter Spies, de Zwitser Theo Meier en de Belg Adrien-Jean Le Mayeur de Merprès. Tegelijkertijd werkten er modernisten als Piet Ouborg en Dolf Breetvelt. De Europese kunstenaars die vanaf 1920 naar Indonesië gingen hebben nooit bij de vernieuwers behoord. Hun stijl was natuurgetrouw en ze hanteerden in het algemeen een kleurig palet. Om die reden vonden hun schilderijen gretig aftrek bij een traditioneel publiek, met name de oud-koloniale generatie. Na de Indonesische onafhankelijkheid, toen alle buitenlanders het land moesten verlaten, is het een halve eeuw stil geweest rond de vooroorlogse 'Indische' kunst. De Japanse bezetting van de Indische archipel in de Tweede Wereldoorlog en de onafhankelijkheid van Indonesië betekende het einde van de Nederlandse schildertraditie, al bleven er schilders wonen als Rudolf Bonnet, Auke Sonnega en Theo Meier, die bij het nieuwe regime in de smaak vielen. Pas in de jaren negentig  begonnen nieuwe rijken in Oost-Azië op grote schaal te verzamelen. Nu is de economische ontwikkeling van de Vijf Tijgers weliswaar in het slop geraakt, maar Mooi Indië is al zo geherwaardeerd dat de schilderijen ook op Europese veilingen mooie bedragen opbrengen.
Grimburgwal 1-3, Amsterdam
Glasramen met tabaksdraagsters, 1932
Indië in Nederland batik, gamelan, Javaanse hofdansen, Minangkabause huizen, de koffieveilingen van de Deli-maatschappij... Vanaf eind negentiende eeuw kwam Indië Nederland 'binnen'. De invloed van allerlei aspecten van de Indische cultuur , de Indische volkeren en het leven in Indië reikte van Art Nouveau-meubels tot Amsterdamse School-architectuur, van grafmonumenten tot symfonieën. Nederland werd internationaal bekend om zijn batik-ontwerpen en Javaanse dansers, om de gamelan-muziek en natuurlijk Max Havelaar, waarin Multatuli de koloniale praktijken aan de kaak stelde. In de fraaie paviljoens die Nederlands-Indië vertegenwoordigden op vele wereldtentoonstellingen inspireerden de gamelan-klanken composities van onder anderen Claude Debussy en Reynaldo Hahn. Over de invloed van Nederlands-Indië (batik, gamelan, dajak-huizen, wajang, Boroboedoer) op de Nederlandse kunst (Toorop, Thorn Prikker), bouwkunst (Amsterdamse School) en kunstnijverheid (Art Nouveau, Nieuwe Kunst) Egyptomanie Al in de oudheid voelden Grieken en Romeinen zich aangetrokken door de kunst van de Egyptenaren. Deze 'egyptomanie' begon opnieuw in de Renaissance en duurt voort tot op de dag van vandaag. Een breed publiek is vertrouwd geraakt met sfinxen, obelisken, scarabeeën, cobra's en hiëroglyfen. Sinds Napoleon, de opening van het Suezkanaal en de ontdekking van het graf van Toet-anch-Amon hebben de farao's geen geheimen meer voor ons. De Romeinen waren de eerste egyptomanen: ze maakten obelisken en piramiden voor thuisgebruik. Pas in de zeventiende eeuw ontstond een rage om oud-Egyptische bouwvormen op landschapstuinen los te laten, en ook de Vrijmetselaars maakten ruim gebruik van alle beschikbare vormen. Maar pas na Napoleons veldtocht van 1798 gaan de remmen pas goed los en maakt Europa kennis met het oude Egypte zoals het er werkelijk uitzag. Na 1800 is elke 'Egyptische' gebeurtenis aanleiding voor een Egypte-mode: Champollions ontcijfering van het hiërogliefenschrift, de oprichting van obelisken in Parijs, Londen en New York, Auguste Mariëttes opgravingen en de stichting van het Egyptisch Museum, de opening van het Suez-kanaal met Aïda, Egypte-paviljoens op wereldtentoonstellingen, de Duitse opgraving van Amarna, de Franse opgraving van Elephantine, de opvoering van het ballet Cleopatra door de Ballets Russes, de ontdekking van het graf van Toet-anch-Amon, de King Tut-tentoonstellingen in de jaren zestig en zeventig: het leverde Cleopatra-schilderijen op, Cartier-broches, mummiefilms, Luxor-hotels... De egyptomanie lijkt zo eeuwig en onsterfelijk als het faraonisch Egypte zelf. Mijn Sarie Mareis: terug naar Zuid-Afrika Geroerd door de Boerenoorlogen ontdekte Nederland rond 1900 de 'stamverwantschap' met de Afrikaners. De Groot-Nederlandse gedachte en algemene steunbetuiging waren het gevolg. Zowel in Nederland als in Engeland lieten kunstenaars hun sympathieën blijken, onder wie Alma-Tadema, Kees van Dongen en John Waterhouse. En niet alleen in Zuid-Afrika herinneren vele monumenten in steen of verf aan de Tweede Boerenoorlog, ook in Nederland zijn nogal wat sporen aan te wijzen, van Transvaalbuurten tot de monumenten die mevrouw Kröller-Müller door haar 'eigen' kunstenaars op de Hoge Veluwe liet oprichten voor de door haar bewonderde Boerenleiders. In Nederland leefde de 'Boerenliefde' vooral voort in de vorm van kampvuurliedjes als Sarie Mareis, Suikerbossie, Mama 'k wil een man hè en Bobbejaan klim die berg. Artis – de dieren en de kunstenaars Sinds de oprichting van Artis in 1838 waren kunst en dieren nauw met elkaar verbonden: de Natuur was de leermeesteres van de Kunst. Voor de studenten aan de Rijksacademie waren natuurstudies verplicht; aanvankelijk werden de dieren uit Artis zelfs naar de academie gebracht, maar al snel werd het omgekeerd: kunstenaars hadden gratis toegang tot de dierentuin. Daarnaast is Artis een typisch negentiende-eeuwse dierentuin, waar de dieren een onderkomen hebben in de stijl van het land van herkomst. Er zijn nog een paar van deze pittoreske, exotische,romantische dierentuinen in Europa. Artis: de natuur als leermeesteres van joodse kunstenaars De joodse kunstenaars Joseph Mendes da Costa, Samuel Jessurun de Mesquita, Henri en Joseph Teixeira de Mattos, Eli Smalhout en Jaap Kaas speelden een belangrijke rol in de Amsterdamse kunstscène in de eerste helft van de twintigste eeuw. In hun werk speelt de dierenwereld een belangrijke rol. Omdat Artis in het Portugese deel van de Jodenbuurt lag, waren sefardische kunstenaars er kind aan huis: Henri Teixeira de Mattos, een internationaal geroemde dierenbeeldhouwer, zijn beide neven Joseph Teixeira de Mattos en Joseph Mendes da Costa, de schilder-illustrator David Bueno de Mesquita, de befaamde Samuel Jessurun de Mesquita, wiens oeuvre bestaat uit grafische voorstellingen van dieren, en de asjkenazische schilder Martin Monnickendam. 'Mr. Artis’ was de asjkenazische beeldhouwer Jaap Kaas, de enige die zijn atelier in de dierentuin had. In de beginjaren van de oorlog had hij de leiding over de Joodse kunstacademie en toen hij moest onderduiken, was dat natuurlijk in Artis.

lezingen 9 Kunst en mythologie

Medea, discriminatieslachtoffer en feministe Kleindochter van de oorlogsgod, geduchte femme fatale en wrede heks: ziedaar Medea, een van de hoofdrolspelers uit de Argonautentocht, die eindigde met de verovering van het Gulden Vlies. Haar tomeloze ambities kostten velen het leven en ze is in kunst, literatuur, film en theater dan ook vaak neergezet als fatale minnares en meedogenloze (kinder)moordenares. Toch leeft ze ook voort als feministische heldin, als liefhebbende vrouw wier streven naar zelfbeschikking keer op keer werd gefnuikt. Medea is weer actueel: een donkere, buitenlandse vrouw die mee wordt genomen naar het westen waar ze wordt gewantrouwd en bespot om haar afkomst en haar kinderen ontnomen, maar haar lot in eigen handen neemt. De Ilias Het oudste boek van Europa, over de tienjarige strijd tussen Grieken en Trojanen (eigenlijk een afrekening van het 'mannelijke';  westen met het 'vrouwelijke' oosten, een strijdwaaraan mensen en goden deelnamen. Spreekwoordelijk zijn geworden de achilleshiel, een stentor, de nestor en de twistappel. De Odyssee Homerus' fantasierijke vervolg op de Ilias toont de tien jaar durende omzwervingen van de menselijke, al te menselijke held Odysseus langs monsters, reuzen en gevaren die de risico's van het leven symboliseren: de verleidingen van drugs, seks, ledigheid, overmoed en het kiezen van de makkelijkste weg. De Aeneïs Vergilius schreef de Romeinse Odyssee speciaal voor keizer Augustus. Hij weefde er allerlei oude Romeinse legenden en gebruiken in en liet zo de geschiedenis van de Romeinen herleven. Het enorm succesvolle boek bleef ook in later eeuwen schrijvers beïnvloeden, zoals Dante, componisten, zoals Henry Purcell en Hector Berlioz, en zeer veel kunstenaars. Prometheus Rebel en weldoener, symbool van de moderne wereld De mythe van Prometheus is al erg oud, maar kreeg een bijzondere betekenis begin negentiende eeuw. Het is de mythe die het best de ontwikkeling van het moderne Europa symboliseert. Prometheus (‘hij die van tevoren denkt’) schiep uit klei de eerste mensen, die Athena leven inblies. Zeus weigerde de mensen te laten delen in het bezit van vuur, om zich te warmen, eten te bereiden en het bewerken van metaal. Dus Prometheus stal het vuur van de Olympus, maar werd daar zwaar voor gestraft. Renaissance- en barokkunstenaars legden veel nadruk op de straf van Prometheus in vaak sadistisch aandoende schilderijen en later ook beelden: dat maakte duidelijk dat het uitdagen van de boven ons geplaatsten wreed werd gestraft. Rond 1800 kreeg Prometheus een nieuwe status, als voorbeeld voor rebellie tegen de tirannie en zo een held van de revolutie. Na zijn verbanning naar Sint-Helena werd Napoleon vergeleken met de geketende Prometheus. Tegelijkertijd werd Prometheus de belichaming van het roekeloos naäpen van de Schepper . De ondertitel van Mary Shelleys roman Frankenstein (1816) luidt dan ook The Modern Prometheus: mensen moeten zich niet inlaten met godenwerk. In de twintigste eeuw staat de naam Prometheus voor de technische vooruitgang van de mens door het verwerven van kennis.